Airborne Freedom Trail. Toen we gingen inschrijven zou ik met een maatje meelopen en 28 km doen. Toen bleek dat ‘ze’ allemaal ingeschreven hadden voor de 44 km, inclusief mijn loopmaatje, stuurde ik er gauw een mail achteraan. Of ik nog kon upgraden naar de 44 km. Dat kon. Maar dat was voor de Grossglockner. Voor het ‘klotetrails’ tijdperk. Voor mijn zielige enkel. Dus wat gaan ‘we’ doen?
Inmiddels 7 weken, 3 keer per week enkeloefeningen, 1 keer per week sportschool, 10 wedstrijdkilometers en 8 trailkilometers verder. Het lopen van de 44 km heb ik inmiddels uit mijn hoofd gezet en ik heb er vrede mee. Maar is 28 km haalbaar? Al 3 weken loop ik verscheurd tussen mijn verstand en mijn gevoel rond. Mijn gevoel zegt dat ik een heel eind moet kunnen komen, of is het toch mijn verstand? Mijn verstand zegt dat ook die stap nog te ver is, of is het mijn gevoel?
Ik weet het niet, ik ben in de war en schiet van de ene kant naar de andere kant. Uiteindelijk doe ik maar wat ik altijd doe, ik start gewoon en ik zie wel hoe ver ik kom. Maar ik hou geen rekening met mij en mijn leven. Geen van beiden normaal en ik ben dus ook niet met een normale man getrouwd. Begin van de week vraagt hij dan ook aan me of ik de 44 km met hem mee loop. Verbijsterd kijk ik hem aan. Et tu Brutus? Hij, die altijd roept dat ik onverstandig ben ‘maar het zelf moet weten’? Hij, die diezelfde 3 weken geleden nog riep dat ik eigenlijk helemaal niet moest gaan lopen? Hij, die daarbij nog 100.000 redenen weet om hoe dan ook geen 44 km te doen?
Hij denkt dat ik het kan, gebaseerd op hoe ik alweer rond loop te hobbelen, hoe trouw ik elke dag mijn oefeningen doe en hij daar de voortgang in ziet, het feit dat we zes uur de tijd hebben en dat we heel relaxt kunnen lopen, dat het een relatief vlak parcours is en nog 99.996 redenen om het wel te doen. De twijfel slaat weer toe. Na vele scenario’s afgedraaid te hebben zet ik twee voorwaarden. Mijn linkerbeen moet min of meer hetzelfde kunnen als mijn rechterbeen en ik wil geen rood licht van mijn fysio. De alerte lezer merkt op dat groen licht niet hetzelfde is als geen rood licht.
De fysio geeft inderdaad geen rood licht als ik preventief mijn enkel laat intapen. Maar als ik goed luister hoor ik de toon in haar stem. Ik hoor hem en parkeer hem. Ik haal op weg terug naar de zaak ook nog een paar compressiesokken. Dat is voorwaarde een. Donderdag test ik mijn benen. Ik kom een heel eind maar ze zijn zeker nog niet gelijkwaardig. Maar zijn ze gelijkwaardig genoeg? Op die fragiele basis ontstaat een nieuw plan. Ik ga starten met Frank, loop dan 16 km tot aan Papendal waar de 28 km en de 18 km starten. Dan kan ik kijken wat 16 km doet en heb ik drie opties. 1. Het gaat niet en ik stap uit. 2. Het gaat geweldig en ik loop door. 3. Het gaat ok en ik loop de laatste 18 km in plaats van 28 km. Goed plan. Geweldig plan. Fantastisch plan. Op papier. Maar in de praktijk?
Ik word wakker. Het is rond 6 uur ‘s ochtends. Ik stap uit bed om naar de wc te gaan en voel de massage van gisteren in mijn enkel zitten. And then it hits me. ‘Waar ben ik mee bezig? Wat probeer ik te bewijzen? Voor wie? 44 km slaat nergens op, daar is mijn enkel nog helemaal niet aan toe. Uitstappen wil ik niet, ik ken mezelf. Als dat punt komt loop ik toch door. En dat punt gaat komen, dat kan niet anders. Hoe sterk ik ook denk dat ik ben.
Als dat punt op 16 km in Papendal komt, wat heb ik dan gelopen? Het is helemaal niet leuk om dan te stoppen. Ik had eigenlijk al twijfels bij 28 km. Als het me dan toch niet deert om uit te stappen waarom dan niet gewoon minder lopen? De twee extra lussen bij de 28 km ten opzichte van de 18 km vind ik ook niet heel spannend. Met 18 km kom je ook langs de highlights. De opbouw naar volledig herstel is bovendien veel logischer. En last but not least, morgen de bootcamp met Anita voor München, volgende week Disney en over 8 weken Athene vind ik veel belangrijker.’
Al die gedachten schieten in minder dan een minuut door mijn hoofd. En dan neem ik misschien wel het belangrijkste besluit uit mijn hardloopcarriere tot nu toe. Ik ga omzetten naar de 18 km. 4 uur de tijd, rustig lopen, ingetapet en met supersonische sokken. ‘Hé, hé, eindelijk verstandig!’ hoor ik iedereen nu denken. And you know what? Jullie hebben allemaal gelijk! Zou het verstand dan toch met de jaren komen? Ondanks het algemene baalgevoel dat ik niet de geplande afstand kan lopen voel ik me ook een soort van opgelucht. Het klopt gewoon ook al vind ik het niet leuk. Maar ik voel me sterker en meer bikkel dan ooit dat ik deze keuze durf te maken.
Als de wekker gaat vertel ik Frank mijn besluit die het snapt en verstandig vindt. Hoe kan hij ook anders? We eten traditiegetrouw pannenkoeken en pikken Richard en Patricio op om richting Papendal te rijden. Het heilige der heiligen. We zijn vroeg en ze zijn net open voor het ophalen van de startnummers en het herinneringskruisje dat we ergens langs de route neer mogen leggen. In de zon wachten we op bekenden tot het tijd is om te vertrekken voor de 44 km lopers. We maken voor de bus nog een Meet & Greet foto waar ik gewoon bij ga staan en ik zwaai ze, met een kleine steek in mijn hart, alleen achterblijvend uit. Zucht. All for the greater good.
In de zon overdenk ik mijn zonden en dan staat vriend Gaston ineens naast me. Hij besluit ook om te zetten naar de 18 km gezien zijn achillespees, dan kunnen we samen lopen en bijkletsen. Wat een goed plan! Terwijl we in het zonnetje nu samen wachten komen er meer en meer bekenden aanwaaien. Een grote groep van de Rotterdam Running Crew, uiteraard vele groene shirts van de RMD en wat andere bekenden. Een knuffel hier, een zoen daar, een groet zus en een praatje zo. Ondertussen mag ik op de groepsfoto van de RRC en ook nog van de 28/18 km groep van de RMD. Het Gemma van Eck effect voor de ouderen onder ons als ik dus uiteindelijk op minimaal 3 groepsfoto’s sta.
Dan is het na bijna 5 uur wachten eindelijk ook voor mij tijd om naar de start te lopen. Eenmaal daar worden we gewoon in groepen verdeeld om de startwaves te creëeren in plaats van op startnummer. Als we aan de beurt zijn mogen we een tentje in voor een geluidsfragment van de vliegtuigen en de parachutisten van destijds. En dan door de tent weer naar buiten om te beginnen aan de tocht.
Het eerste gedeelte gaat over een redelijk vlak bospad. Zo ga ik die 18 km wel volhouden. Desondanks hou ik de ondergrond nauwlettend in de gaten. We lopen lekker achteraan op ons gemak. Als eerste gaan we door een heel nauw tunneltje waar ze toen met tanks doorheen gegaan zijn. Zelfs ik kan er niet rechtop staan. Daarna een klein heuveltje op en verder het bos in. Na een paar kilometer komen we in de buurt van Oosterbeek om uiteindelijk op park Hartenstein uit te komen waar een expositie staat met een Horsa Glider, een van de zweefvliegtuigen van toen. We wandelen er doorheen, maken wat foto’s en lopen daarna naar het Airborne Museum Hartenstein waar ook gelijk een verzorgingspost is. Nog even een foto met een Sherman Tank en weer verder.
De ondergrond varieert om de haverklap en ik vind het zwaarder dan ik dacht. Het is in bijna alle gevallen onregelmatig en onverhard. Ik ben dan allang op het punt dat ik 100% zeker weet dat ik de juiste beslissing genomen heb. Maar het lopen gaat me nog goed af. Het volgende markante punt is de oude kerk. We lopen even naar binnen om een kaarsje aan te steken. Buiten de kerk is een klein monument en ik besluit om hier mijn kruisje bij te steken. Daarna rennen we weer verder.
Het moeilijkste stuk van de route volgt. We rennen over een zandpad langs de spoorwegbrug maar het pad is opgedroogde modder waar een traktor doorheen gereden heeft. Alsof je op losse schroeven loopt en mijn enkel vindt dit allesbehalve leuk. Wandelen dus want ik ga nu geen risico’s nemen. Ook het stuk erna is een uitdaging. Zandpad met uitstekende stenen. Wat je noemt ook gelijk een zware beproeving. Maar ik doorsta hem goed en we zijn op weg naar de begraafplaats over een pad dat weer redelijk vlak en begaanbaar is.
Bij de begraafplaats is het enorm druk. De lange rijen graven maken indruk en Gaston legt hier zijn kruisje bij twee Nieuw-Zeelandse piloten. Wat me het meeste aangrijpt zijn de vele graven zonder naam. Onbekende soldaten die hun leven gegeven hebben, en we weten niet eens hoe ze heten. We nemen onze tijd en na nog een handje pretzels bij de verzorgingspost lopen we weer verder. Vanaf hier is het nog zo’n 5 kilometer.
Ik begin het nu een beetje zwaar te krijgen. Het bospad is weer moeizaam met veel boomwortels en wat klimmen en afdalen. Als we Arnhem inlopen voor de laatste 3 kilometer verhard begin ik last van mijn enkel te krijgen. Opnieuw bevestiging dat ik never nooit de 44 km had gehaald en heel veel spijt gehad zou hebben van de 28 km. We lopen het laatste stuk in een nog rustiger tempo, maken nog een foto met de vlag met het Pegasus logo van de Airborne 1st division alvorens langs de kade van de rivier naar de finish te lopen. Ik ben blij dat we er zijn en, ook al is er geen officiële tijdsregistratie, erg tevreden met de 2:44.
Jenny wacht ons op, we maken nog een officiële finishfoto en het wachten is op Frank, Richard, Karin en Wouter. Die komen bijna een uur later binnen, vlak voor zeven uur en sluitingstijd. Ik begin het koud te krijgen dus nadat de mannen hun welverdiende biertje op hebben nemen we de bus terug naar Papendal om de auto op te pikken en naar huis te rijden. Na een hapje en een douche mag ik met een ijspack op mijn enkel als nazorg op de bank instorten. Op de achtergrond draait een of andere rampenfilm. De volgende dag is mijn enkel slechts een beetje stijf met opstaan maar verder heb ik nergens last van. Ook niet tijdens de training van Anita voor de München estafette.
Airborne Freedom Trail. 44 km was een finishboog te ver geweest, maar de geschiedenis is bedoeld om te leren van je fouten. Ik heb geleerd, hopelijk leert de mensheid ook ooit nog eens.
In remembrance!