Toen ik een paar weken geleden mijn loopjes voor de Duivelse Uitdaging aan het plannen was kwam ‘de derde dag’ van Kerstmis goed uit. Dan hadden we al drie dagen veel gegeten dus een marathonafstand trailen konden we dan wel gebruiken. Bovendien moest ik ook nog ergens een Marathon Challenge inplannen van VirtualRunners en along the way begon de Rotterdam marathon 2021 deelnemers Lockdown Challenge waarbij 1 van de opdrachten 42,2 km in 42 uur is. En aangezien ik lui ben doe ik hem liever in één keer.
Gelukkig vonden we niet alleen 2 gekkies die wel mee wilden, maar oppergekkie wist ook nog wel een mooie omgeving met een mooie route. Dus zo gezegd, zo gedaan. Hij stond in de agenda. Maar ja, Nederland zou Nederland niet zijn als er niet uitgerekend die dag een storm over het land zou razen. Bella! En Bella had er zin in, met wind en regen zorgde ze voor Code Geel in heel Nederland.
Tja, dan kan je eigenlijk maar één ding doen. Je neemt een extra regenjas mee en gaat lopen. En dan begint het gevecht. Het eerste gevecht is met mijzelf. Na drie dagen uitgebreid vreten op aarde, volledig uit mijn ritme, alcohol gedronken en te laat naar bed moet ik mijn brein overtuigen om met mijn dikke waggelbuik en nog dikkere slaapogen om 6:15 op te staan. We wilden namelijk vroeg starten omdat we veel drukte verwachtten toen Bella zich nog niet gemeld had. Vervolgens moet ik mijn vadsige onwillige lijf in hardloopkleding heisen en naar Kampina rijden. Daar wachten we op Olav en Leonie wat mijn pleidooi er niet beter op maakt. Het is donker, regendruppels slaan tegen de autoruit, het is koud buiten en tot overmaat van ramp moet ik plassen terwijl alles dicht is.
Als ze er zijn lukt het me wonder boven wonder om de mute knop te vinden en in te drukken zodat ik de klaagzang van mijn brein kan negeren. Ik stap de auto uit, trek mijn warme jas uit en mijn koude hardloopvest aan en we maken nog even een foto alvorens we starten met lopen. Het zwart van de donkere nacht is inmiddels overgegaan in het bijna net zo donkere grijs van een stormachtige dag.
Dan begint het gevecht met mijn lichaam. De spijsverterings- en darmfabriek zet zich langzaam in werking en piepend en krakend probeert hij het vet dat zich de afgelopen dagen opgehoopt heeft los te weken, door te spoelen en af te voeren, samen met de 2 liter vocht dat door datzelfde vet geblokkeerd in mijn cellen vast zit. We zijn nog geen kilometer onderweg of ik moet alweer plassen en meer. Het zal niet de laatste keer zijn. Zowel voeten als handen zijn vergeten wat de term ‘bloedsomloop’ betekent en weigeren warm te worden. Mijn rechtervoet ligt helemaal nog in diepe slaap in zijn bed. De rest van het lijf is ook nog stijf maar als we rond 7 km over een stuk open hei rennen waar Bella vrij spel heeft wint verrassend genoeg de linkerhelft van mijn gezicht de wedstrijd van meest onwillig lichaamsdeel. Volledig verlamd door de kou klink ik niet alleen als Sylvester Stallone met zijn half afhangende mond als ik iets richting de anderen roep, maar moet het er ook ongeveer zo uitzien.
Als ik eindelijk mijn lijf met afwisselend dreiging van lijfstraffen en beloftes van vertroeteling in de juiste stand heb, dat wil zeggen dat het mopperend en sputterend doet wat ik van hem vraag namelijk gewoon lopen en overeind blijven, begint het volgende gevecht, die tegen de omgeving. Modderplassen moeten ontweken worden. Een raar instinct want niet alleen zijn mijn voeten sowieso al zeiknat, maar mijn schoenen wegen minstens een kilo extra van alle modder die er al opzit. Het pad is duidelijk maar smal op de hei, en breed in het bos maar daar dan weer zo bezaaid met dode bladeren dat er op elke meter een verraderlijke steen, een losliggende tak of boomwortel op de loer ligt, met als enig doel het puntje van je schoen grijpen en je met een sierlijke boog keihard op de grond te deponeren. Al dan niet in een plas water, een modderpoel of zelfs de dampende uitwerpselen van een eerder passerend rund. Soms is er helemaal geen pad meer en wurm je jezelf tussen de takken van de naaldbomen door om je voeten door de dichte struiken van de hei te trekken. Struiken die met plezier de regen geabsorbeerd hebben om die weer aan je net droge voeten af te geven, het gevoel creërend alsof je iedere stap in een plas koud water stapt.
Het laatste gevecht is echter een gevecht waar ik naar uitkijk en waar ik gek genoeg vol energie in ga. Dat is het gevecht waar alles samenkomt, het gevecht tegen Bella. Hier en nu, zijnde de eindbaas in een computerspel en waar alle eerdere vijanden ook nog een keer langskomen. Niet alleen de regen die op je neerslaat en je tot je onderbroek doorweekt, maar ook de wind die het alles doordringende vocht onder de kap van je jas waait om toch in die hoeken te komen die je krampachtig probeert af te schermen. De kou trekt door de microscopische poriën van je kleding en zelfs drie lagen helpen niet tegen het gestaag zakken van je gemiddelde kerntemperatuur. Je voelt de fabriek op volle toeren draaien om je warm en in beweging te houden maar toch langzaam de strijd verliezen als dit nog lang zo doorgaat. Het zijn de laatste 10 kilometers maar de vraag is of je het gaat halen.
Door de kou en daarmee verstijfde vingers lukt het nauwelijks om het in plastic gewikkelde koekje uit de verpakking te halen en je lichaam de broodnodige brandstof te voeren. Tegen de tijd dat het je mond bereikt is het al doorweekt, wat gek genoeg dan weer helpt met kauwen en doorslikken. Ondertussen moet je alert blijven op die verraderlijke boomwortels terwijl de takken van de bomen je jas grijpen om je tegen te houden.
Maar hoe harder de wind tegen mijn lichaam beukt, hoe harder ik terugbeuk. Hoe gemener de regen in mijn gezicht slaat met het gevoel dat er duizenden stekels in mijn gezicht gestoken worden, hoe meer ik de kracht uit het centrum van mijn lichaam vol opzwellen. Ik recht mijn rug, ik ga harder lopen en spring als een hinde over de losgeslagen takken, gebruik de boomwortels om op af te zetten en voel geen pijn, kou of honger meer. ‘Bella, kom maar op, ik lust je rauw!’ Kilometers trekken voorbij, ik vecht niet meer, ik dans en met een triomfantelijke blik sta ik in het centrum van mijn kracht. Ik voel dat ik leef!
En dan springt mijn klokje op 42,2 km en is het gevecht ineens over. We staan bij de auto en zo plotseling als dat alle kracht bezit genomen heeft van mijn lichaam, zo snel verlaat hij hem ook weer, mij uitgeput maar tevreden achterlatend. Niet alleen heb ik de strijd weer gewonnen, ik ben er ook weer sterker uit gekomen. Alles getrotseerd om zes uur later dan toch dat vinkje te kunnen zetten op niet één, maar wel drie challenges, dat dan weer wel!
Waarom doen we dit? Is het de drang om te presteren? Of om die uitdaging die we aangegaan zijn te voltooien? Is het een gewoonte geworden? Is het de weegschaal die vanochtend de maximum limiet van wat ik nog acceptabel vind overschreed? Of gewoon, omdat het kan? Ach, ik weet eigenlijk ook niet waarom ik dit doe. Misschien ben ik wel een masochist of is het de behoefte om iets irrationeels te doen als tegenhanger omdat ik altijd zo rationeel ben. En misschien heeft een niet nader te noemen persoon wel gewoon een beetje gelijk.
Trailen is leuk! Maar wat mij betreft vooral na afloop, als je weer op de bank aan het uitbuiken bent van een uitgebreide warme maaltijd, gedoucht en gehuld in een warm dekentje. Gelukkig ben ik de rest van de week vrij.
En tegen Bella zeggen we gewoon: ‘Ciao, tot de volgende keer!’