Water. De mens bestaat voor 70% uit water. De aardoppervlakte is voor 71% bedekt met water. Water is overal. En ik heb altijd een rare verhouding gehad met water. Water is wat ik het meeste drink. Deels omdat het gezond is, deels omdat ik het lekker vind en deels omdat ik nu eenmaal geen koffie of thee lust en niet de hele dag aan de cola wil zitten.
Voor wat betreft het fenomeen water in de zin van watersport gaat mijn vroegste herinnering terug naar de ontelbare keren dat ik in het park waar ons vakantiehuisje stond (jawel, aan het water, in de buurt van de Kaag) in de sloot gevallen ben. Zo schijn ik wel eens helemaal alleen rondgezworven te hebben, in het water gevallen te zijn en dankzij het reddend vermogen van een volwassen voorbijganger van verdrinking gered te zijn. Ik was toen maar een paar jaar oud. Andere keren was het gewoon de sloot (omdat ik stiekem bij de pony’s was en in mijn haast om aan de andere kant te komen van de plank die als provisorische brug dienst deed gleed) of de vijver (omdat ik weer eens kikkervisje probeerde te vangen), waarbij mijn moeder me dan buiten met de tuinslang afspoot, want kroost en modder roken nu niet echt bepaalt lekker. Ook vertelt mijn moeder met veel plezier het verhaal van een vakantie in Italië waar ik zonder te kunnen zwemmen riep: “Papa, kijk ik duik”, om vervolgens nietsontziend het zwembad in te duiken. Slechts enkele luttele seconden daarna kwam ik proestend en spartelend weer boven om in blinde paniek te roepen: “Hellup, ik verzuip”. Want zwemmen kon ik toen nog niet. Ik was een jaar of vijf.
Na die vakantie besloten mijn ouders dat het verstandig was om niet te wachten tot ik oud genoeg was om met schoolzwemmen mee te doen maar mij al eerder op zwemles te sturen. Mijn vader heeft een hoop geduld op moeten brengen om me elke week te brengen en halen, zeker omdat ik lekker tegendraads had besloten dat ik helemaal niet wilde leren zwemmen. Het heeft me een behoorlijk pak rammel gekost toen ik heel recalcitrant mijn badpak had weggegooid (later teruggevonden in het badhokje naast de mijne) en glashard zei dat ik het kwijt was en niet meer kon vinden. Op basis van mijn kinderlogica kon ik niet zwemmen als ik geen badpak had en had niet stilgestaan bij het feit dat het relatief makkelijk weer boven water te toveren was, excusez het woordgrapje. Uiteindelijk heb ik mijn eerste zwemdiploma gehaald, het A diploma en kon ik officieel zwemmen. Later toen ik wel oud genoeg was om mee te doen met schoolzwemmen heb ik ook nog mijn B en zelfs mijn C diploma gehaald (inclusief onder water zwemmen en reddend zwemmen met je kleren aan en een aantal ringen naar boven halen). Als wij niet naar Spanje verhuisd waren had ik de rest van het alfabet ook nog wel gehaald want inmiddels had ik de smaak te pakken. Ik heb ook nog net meegedaan aan een verdwaalde zwemwedstrijd met een team via school, maar helaas zijn we niet erg ver gekomen.
Eenmaal in het vermogen om mij in het water te verplaatsen en het hoofd boven water te houden was het andere koek. Hoewel ik nu ook nog wel eens in de sloot viel kon ik er in elk geval zelf uitkomen. Daarnaast kon ik lekker zomers zwemmen in de plas waar het park aan lag. Samen met de buurjongens en meisjes, of alleen met mijn zus. Soms hangend achter de boot, daar mijn ouders eerst een tijd een zeilboot hadden en later inruilden voor een motorboot. We gingen dan ook veel met de boot op vakantie en het was de bedoeling dat ik te zijner tijd ook zou leren zeilen. Mijn zus was twee jaar ouder en die kreeg een Optimist waarbij mijn vader verwoede pogingen deed om mijn zus de edele kunst van het zeilen bij te brengen. Ik was nog te klein, en moest me beperken tot het meekijken.
Op mijn 11de zijn wij naar Spanje geëmigreerd. Mijn ouders kochten een huis midden in de sinaasappelplantages bij een klein kustplaatsje en natuurlijk kan je met die semi-tropische temperaturen niet zonder zwembad. Het duurde even maar dan heb je ook wat. Na een paar maanden, precies voordat de zomer begon in ons eerste jaar 4 bij 11 meter heerlijk verkoelend zwemwater waar we vanaf april tot en met oktober ons in konden vermaken. En daar was ik dan ook bijna iedere dag in te vinden. Overdag, maar ons prachtige zwembad had ook verlichting dus ook als het ’s avonds donker was kon ik een duik niet weerstaan. Ik zwom, dook, maakte salto’s, handstandjes, deed wedstrijdjes met mijn vriendinnen, onder water, boven water, met luchtbed, met bal, met badpak, zonder badpak, met de hond en met een hele reeks fantasierijke avonturen die mijn zus en ik in het zwembad beleefden. Er waren eigenlijk maar twee dingen niet leuk aan het zwembad, het helpen schoonmaken en de insecten die er op afkwamen. Wespen overdag en torretjes ’s avonds als het licht aan was. Ook vonden we nog wel eens een verdwaalde muis, vogel of slang in het water.
Naast het zwembad hadden we natuurlijk ook de zee. We woonden er relatief dichtbij en tegenover het zand tussen je tenen en de brandende hitte stond wel de nabijheid van de ijscoboer en de gezelligheid. Hoewel ik wel eens in de zee te vinden was, voornamelijk om even af te koelen, gaf ik toch de voorkeur aan het heldere water van het zwembad. De zee had golven, ik kon niet zien wat er in het water zat (en werd dan geprikt door “iets” ) en je moest altijd oppassen waar je je voeten neerzette. Er werd aan het strand ook veel gesurft, maar na een paar mislukte pogingen om op de plank te blijven staan en met geen mogelijkheid het zeil omhoog te krijgen heb ik het gauw opgegeven en het surfen links laten liggen.
Op een gegeven moment verloor ik mijn interesse in het zwemmen. Ja, écht waar. Daar waar ik als jonge tiener altijd in het water te vinden was had ik in mijn latere puberjaren (vanaf een jaar of 15) geen zin meer en werd het zwemmen teruggebracht tot het even in het water afkoelen om er dan weer snel uit te gaan. De verwoede pogingen van mijn ouders (ga toch lekker zwemmen) strandden op een muur van “geen zin”, “ik wil niet” en “straks misschien”. Het zal de leeftijd wel geweest zijn.
Het zwemmen werd weer iets aantrekkelijker toen ik ging studeren en op kamers ging wonen in de grote stad. Op de hete dagen verlangde ik dan weer naar een koel zwembad en met de vrienden die ik tijdens mijn studie leerde kennen zochten we dat dan ook nog wel eens op, soms in de vorm van een gewoon openlucht zwembad, soms in de vorm van een aquapark. Tijdens de zomervakantie bij mijn ouders was het zwembad gewoon altijd aanwezig en maakte ik er regelmatig gebruik van, alhoewel de aantrekkingskracht en magie van toen ik jong was wel voor een groot gedeelte verdwenen was.
Ik kon toen in elk geval niet bedenken dat het later in mijn leven weer zo’n belangrijke rol zou gaan innemen.
-Is getekend een Souldivers Dive Master-