Ik heb iets met symbolen en cijfers. Een fijne vorm van bijgelovigheid dat me helpt om in mezelf te geloven. Werkt twee kanten op zou je zeggen, maar nee. Als het past, dan geloof ik er in, en als het niet past, dan is het bijgelovige onzin. Past dus altijd. Frank noemt dat: ‘Recht lullen wat krom is.’ Ik noem het: ‘De wet van Saskia.’ En met het toepassen van die wet weet ik dat ik goed bezig ben met de Weight Watchers.
Zeven kilo in zeven weken. En op de weegschaal zevenzeventig kilo. Exact. En laat zeven nu ook mijn geluksnummer zijn. Zeven weken waarin het groen, geel, rood, oranje, blauw en bruin van mijn voedsel al lang niet meer de kleuren in een zakje M&M’s vertegenwoordigen, maar gevormd worden door komkommer, paprika, tomaat, wortel, bes en af en toe een stukje brood. Volkoren uiteraard. Gedurende zeven dagen van de week.
En bevestiging heb ik hard nodig, zeker de laatste maand die we nu ingaan. December, een maand van ultieme verleidingen. Een ongeluk zit in een klein hoekje. Thuis lukt het nog wel aardig. Ondanks dat er een grote chocoladeletter op het dressoir staat kan ik er braaf alleen maar naar kijken. In de supermarkt is het alweer wat lastiger. Je wordt doodgegooid met aanbiedingen kruidnoten, banketletter en sinterklaaschocolade. Bij de bakker is het helemaal een ramp. Terwijl de geuren van gevulde speculaas mijn neus binnendringen kijken de ogen van het marsepeinen varken me smekend aan. ‘Koop mij, eet mij!’, roepen ze en raken me in het diepste van mijn ziel. Maar ik ben sterk en draai mijn hoofd af terwijl ik mijn handen op mijn oren druk. Blik op oneindig, verstand op nul, nergens aan denken en op de automatische piloot één bruin broodje in mijn boodschappentas. Met die zeven kilo op het netvlies.
Op die manier overleef ik Sinterklaas wel. De test van kerst is veel moeilijker. Niet alleen de kerstkransjes en hulstblaadjes liggen op de loer, maar de verborgen calorieën van de copieuze maaltijden zijn echte sluipmoordenaars. Een stukje kaas bij de borrel, een voorgerechtje met het aantal punten van een hoofdgerecht, het op het oog magere vlees van wild maar met de calorieënbommen van de saus, aardappels en zoete vruchtencompote die er bij geserveerd worden, laat staan het totale weekextraatje als toetje van je driegangenmenu op kerstavond. En dan komt eerste kerstdag. Volledig in de herhaling met daar bovenop ook nog een glaasje dessertwijn, om het af te leren. Na de schade van twee dagen geïnventariseerd te hebben blijkt dat we in Nederland ook nog een tweede kerstdag hebben. De dag dat je de restjes van de overige twee dagen opmaakt. Slag verloren, maar de oorlog is nog niet voorbij.
Denk je dat je alles gehad hebt, alles overleefd, het gruwel eindelijk voorbij is, krijg je op de laatste dag van de maand nog een trap na. Oud & Nieuw is een avond van lekkere hapjes, en na het doorlopende buffet, in het laatste uur, komen de oliebollen & appelbeignets vergezeld met champagne en andere suikerhoudende likeuren. Met extra veel tijd om het allemaal op te eten omdat je zo laat naar bed gaat. Om het begin van het nieuwe jaar de volgende dag de laatste oliebollen –weggooieniszonde- nog even op te warmen onder het motto, ‘oorlog ook verloren, morgen beginnen we aan een nieuw tijdperk’. Een tijdperk waar we de draad weer oppakken, alleen maar mager eten en veel sporten. Met de herinneringen aan overdadig eten en suikerboosts in het achterhoofd, terug naar de wortelen en komkommers, crackers met banaan en liters water. Zeven dagen per week.
Mag ik op de zevende dag van de week ook weer een heel klein stukje chocola. Van 7 gram.