En daar lig je dan. Hopeloos verloren met een verdoofde en gedwongen open mond, vastgeklemd aan een beugel met een stukje latex, in de stoel van de endodontologe. Endodontologe. 3x woordwaarde met Wordfeud, een oefenwoord voor stotteraars en een woord wat ik inmiddels met bewonderende blik van de endodontologe zelf vloeiend uit mijn mond laat rollen. Oefening baart kunst zeggen we dan maar. En voor het educatieve gedeelte van deze blog, een endodontoloog is een specialist op het gebied van wortelkanaalbehandelingen. Voor mensen met moeilijke wortels. ‘Joepie, ik ben een speciaaltje!’ zei zij met dubieus geplaatste trots. Maar dat terzijde.
De endodontologe kijkt met een ernstig gezicht naar mijn kies. De foto die ze net gemaakt heeft geeft een triest beeld, en nadat ze haar vermoedens bevestigd heeft via de microscoop hoor ik het haar zeggen. ‘Oh, oh, ik constateer een defect!’ En dat is zo’n beetje het laatste wat je op zo’n moment wilt horen. Want ‘oh, oh’ is nooit goed. Nooit.
Gezegend met een sterk gebit waarbij de tanden en kiezen ook nog eens netjes op elkaar aansluiten en enigszins recht staan heb ik in mijn volwassen jaren weinig te stellen gehad met mijn gebit. Als kind snoepte ik als een gek en was ik niet zo consequent met poetsen wat nog wel eens een gaatje of twee wilde veroorzaken. Onze tandarts van toendertijd was van de oude stempel dus verdoven was er niet bij. Daar leer je wel van, want een pretje is het nooit, dus zorgde ik er op een gegeven moment wel voor dat ik netjes poetste en de boel een beetje op orde hield. Op latere leeftijd ging ik dan ook braaf twee keer per jaar voor controle en reiniging in plaats van één keer wat de meeste mensen doen. Meestal stond ik dan na 10 minuten weer buiten, al helemaal toen ik op advies van de tandarts ook nog meer ging flossen om het tandsteen binnen de perken te houden. Het bleef dan ook bij controles, op een verloren controlefoto en het vervangingstraject van oude vullingen na.
Toch hou je het verval niet helemaal tegen en werd op een gegeven moment een beginnende ontsteking bij een kieswortel ontdekt. Mijn eerste aanraking met de zo gevreesde wortelkanaalbehandeling. Met het etiket ‘stoer’ dat ik als kind al opgeplakt had gekregen onderging ik het als een mak lammetje en concentreerde me op de poster die aan het plafond hing. Een picknick tafereel van Jan van Haasteren waar je uren naar kon kijken. In dit geval niet wilde kijken, maar het kon wel. Het viel me mee. Omdat ik zo eigenwijs ben dat ik mijn tandarts nog in het verre Bussum heb zitten, waar ik ooit begonnen ben toen ik uit Spanje terugkeerde, in plaats van Rotterdam waar ik woon, wilde hij me niet nog een keer terug laten komen en gooide de boel gelijk dicht. Het universum strafte me gelijk voor mijn eigenwijsheid, de boel ging ontsteken. En natuurlijk is het dan altijd vrijdag, en kan je in het weekend nergens terecht. Toen op zondag zelfs de Ibuprofen niet meer hielp en ik een kwartelei in mijn wang had zitten heb ik één van de slechtste beslissingen in mijn leven genomen en ben naar een noodtandarts gegaan. In Rotterdam ja. Bij een lopende band kliniek in een obscuur straatje in zuid mocht ik uiteindelijk in één van de 3 kamers op de ligstoel plaatsnemen. Pijn is een slechte raadgever. Een zenuwachtige man die het overduidelijk erg druk had kwam binnenstormen, vroeg naar de klachten, wierp een blik op mijn kies en riep de achteraf bekeken vernietigende woorden: ‘Ik kan weinig voor je doen, alleen maar afvlakken zodat je er niet meer op bijt. Dat zal helpen tegen de pijn.’ Had ik al gezegd dat pijn een slechte raadgever is? Niet in staat om helder te denken, zo naïef om te vertrouwen op de expert, antwoordde ik timide door mijn tranen heen: ‘Als u het zegt dokter.’
En zo geschiedde. Kies vlak, de pijn bleef. Nu heb ik de onhebbelijke eigenschap om in wonden te gaan zitten purren als ik pijn heb. Dus toen ik ’s avonds voor de spiegel stond om het slagveld te bestuderen, op het kwartelei dat rap naar een ganzenei promoveerde te drukken en met een tandenstoker in het rood aangelopen tandvlees prikte brak er iets open. Ik zal de details van de prut die naar buiten kwam besparen maar met de prut vloeide ook de pijn weg en keerde de rust enigszins terug.
Het volgende shockmoment was de volgende ochtend, in de stoel van mijn eigen tandarts, toen hij de schade in mijn mond bekeek. Ook hier volgde een ‘Oh, oh’. De letterlijke woorden waren overigens iets anders. Meer in de trant van ‘welke slager heeft dit op zijn geweten?’ Ik legde beduusd uit wat er was gebeurd om de volgende scheldkanonnade over me heen te laten komen. ‘Je had gewoon een abces, dat had hij moeten zien en hij had alleen maar even een sneetje hoeven maken om te doen wat jij zelf ’s avonds voor de spiegel gedaan hebt! Nu is je kies verloren, daar kan ik niks meer van maken. Daar kan ik alleen nog maar een kroon op plaatsen.’ En zo word je dan op het meest onverwachte moment, op de minst verwachtte plaats tóch in je leven ineens gekroond. En promoveerde ik van gewone burger naar prinses. Einde verhaal? Zou je denken.
In de jaren erna ontwikkelde ik mijn ‘holle kies’. Tussen de kroon en de kies ernaast die er strak tegenaan stond kwam een kleine inham waar ik fijn eten kon hamsteren voor moeilijke tijden. Na iedere maaltijd ging ik driftig op zoek naar een tandenstoker om nog een ‘vorkje te prikken’ met een stukje vlees, groente, fruit, brood, koek of wat dan ook dat ik uit de inham purde. Niet wetende dat ruim 10 jaar later die inham als een zwarte plek op de controle foto naar boven zou komen. Een zwarte plek die een ernstige frons op het voorhoofd van mijn tandarts toverde, inclusief onheilspellende woorden ‘Daar kom ik niet bij, daar kom jij niet bij, dat is een zwakke plek en daar ga je wel last van krijgen’.
Na overleg besloten we om me preventief te promoveren naar prinses in de tweede graad en kreeg een tweede kroon. Mét een schietgebedje dat ik niet tot die 20% van de mensheid behoorde waarbij het plaatsen van een kroon voor een zenuwshock zou zorgen. Nu is het leven altijd in evenwicht, en aangezien ik nooit iets win in de Staatsloterij had ik hier uiteraard wel prijs. Na een paar weken mezelf voor de gek gehouden te hebben dat de felle pijnscheuten in mijn kies en kaak normaal waren uiteindelijk toch maar terug gegaan naar de tandarts. Fikse ontsteking was het oordeel, wortelkanaalbehandeling de oplossing. Omgekeerde volgorde dus ten opzichte van mijn eerste kroon.
Maar ik zou ik niet zijn als het allemaal makkelijk zou gaan. Dus na een antibioticakuur, een wortelkanaalbehandeling, de constatering dat ik lange en moeilijke wortels heb, een aanhoudende ontsteking, een nieuwe poging om de kanalen schoon te krijgen, nog steeds een ontsteking en nóg een poging voor het schoonmaken van de wortels kwam de endodontoloog in beeld. Want hoewel ‘je hebt hele mooie zeldzame lange en kromme kieswortels’ beter klinkt dan ‘die krengen zijn zo lang dat ik ze niet goed schoon krijg dus ik geef het op en verwijs je door naar de specialist’, was ik toch niet zo blij met het complimentje. En mijn portemonnee nóg minder. Specialist staat gelijk aan duur en bij de verzekering waren de alarmbellen allang afgegaan en werd de deur alleen nog maar in mijn gezicht dichtgegooid.
En daar lig je dan. In de stoel van de endodontologe die ‘Oh, oh’ roept. Ze vraagt nog even bevestiging aan een collega die me meewarig aankijkt en knikt, ‘Niets meer aan te doen’. Ze wenst me sterkte en verlaat de kamer. De assistente klopt ook nog eens bemoedigend op mijn schouder en vraagt voor de zoveelste keer ‘Gaat het? Wat vervelend hé?’ Eenmaal alles weer dichtgemaakt en de klemmen en lapjes uit mijn mond gehaald mag ik met lood in mijn schoenen meelopen naar het bureautje waar de diagnose uitgebreid met me besproken wordt. Deze is echter heel simpel. Opgegeven, geen tijd, energie en geld meer in steken. Het afgebroken vijltje dat in de bocht van een kanaal vastzit is geen probleem, de zwarte plek op de foto wel. De zwakke plek die iets meer bleek te zijn dan een virtuele holle kies en zich ontwikkeld had tot een échte holle kies. Het inhammetje dat door de jaren heen weg geërodeerd is om een open verbinding te maken tussen de binnenkant van mijn kies en het er inmiddels doorheen groeiende tandvlees. Een derde arm is er niets bij!
En zo zit er niets anders op. Op korte termijn een onvermijdelijk bezoek aan de kaakchirurg, die op brute wijze een eind gaat maken aan de jarenlange relatie tussen mij en mijn holle kies. Om een groot gapend gat achter te laten. En hem wellicht harteloos te laten vervangen voor een implantaat met wie weet de nutteloze kroon die voorlopig als antitrofee in mijn vitrinekastje ligt.
Wat denken jullie? Zal ik vragen of ze hem hol maken?