Grand Prix Brazilië, 2016. Max Verstappen rijdt een opvallende inhaalrace onder zeer natte omstandigheden. Na een extra benodigde pitstop (zijn 5e in de race) om van intermediates terug naar regenbanden te wisselen bevond hij zich op de 16e plaats in de wedstrijd. Met slechts 16 rondes te gaan begon hij aan een indrukwekkende inhaalrace die hem tot op de derde plaats bracht. Zijn teambaas Christian Horner noemt het “een van de beste rijderprestaties die ik ooit in de Formule 1 gezien heb”.
Wat maakte dat Max het zo goed deed op dat moment? Hij was nog jong, en ondanks dat hij zeer ambitieus was, was hij nog relatief onervaren. Toch was er iets en dat ‘iets’ gaf hem een voorsprong. Als Nederlander was hij namelijk gewend om in die ‘zeer natte omstandigheden’ te rijden. Begrijp me niet verkeerd, wat Max gedaan heeft was bijzonder, maar een beetje hulp van die bijzondere omstandigheden kan zeker helpen. Het ultieme doel van specifiek trainen.
Ook tijdens het duiken hebben we dat jaren lang gemerkt. Kwamen we ergens in de tropen en moesten we vertellen waar we vandaan kwamen. Als men dan hoorde dat dat Nederland was en we daar ook duikervaring hadden was het steevast ‘oh, dan zit het wel goed, als je in Nederland kan duiken waar het koud en donker is onder water, kan je overal duiken!’
Maar hoe zit dat dan met hardlopen? Ze zeggen dat Kenianen een voorsprong hebben omdat ze trainen in hoger gelegen gebied. Of omdat ze als kind iedere dag minimaal 10 km naar school moeten lopen. Sowieso hebben lopers uit het zuiden het voordeel dat ze gewend zijn aan warmte, iets wat ik in mijn jaren in Spanje stiekem toch in elk geval een beetje meegepikt lijk te hebben, en lopers uit het noorden aan kou, waar ik door mijn jaren in Nederland dan weer een beetje profijt van heb. En als het om trailen gaat heeft zo’n beetje iedere hardloper uit een ander land een voorsprong. Ik bedoel, die enige heuvel in Limburg kan je nu niet echt een berg noemen.
Als je het zo bekijkt, hebben we het als Nederlandse hardlopers eigenlijk best lastig. Ja, we zijn niet van suiker, althans de meeste van ons niet, maar laten we eerlijk zijn, niet alleen zijn er meer plekken op aarde waar het regent, zo vaak regent het eigenlijk niet in Nederland. Althans, als ik het goed beschouw zijn de keren dat ik echt in de regen loop vrij weinig. Dat we geen bergen hebben hadden we ook al geconstateerd, laat staan ijle lucht, en die ene week per jaar dat we een hittegolf hebben of een sneeuwstorm zijn niet genoeg om daar lekker op te trainen en er voordeel uit te halen.
Zijn wij als Nederlanders dan in alle omstandigheden de lul? Is er dan helemaal niets waar we wat aan hebben ten opzichte van andere landen? Starten we altijd met 1-0 achter? Nee gelukkig niet. Want er is één ding dat wij in ons kleine kikkerlandje hebben en waardoor we toch soort van dapper weerstand kunnen bieden. Één ding wat we met zo veel regelmaat hebben dat we daar volcontinue op kunnen trainen. Ons geheime wapen, onze toverdrank.
Want zeg nou zelf, welk ander land op de wereld heeft een kampioenschap tegenwind fietsen?