In de natuur geldt de wet van de sterkste, de ‘survival of the fittest’. Eten of gegeten worden. Waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen roofdieren en prooidieren. Maar hoe zit het nou precies met ons mensen?
Puur vanuit de biologie gezien zijn we eigenlijk gewoon dieren. Onze neven zijn de grote mensapen: de orang-oetan, gorilla, chimpansee en bonobo. Uiterlijk gezien verschillen we niet eens heel veel van hen. Tuurlijk, wij lopen rechtop, hebben geen vacht en hebben een hoger voorhoofd. Maar verder houden de uiterlijke verschillen op. Ook delen wij maar liefst 98,6 procent van ons DNA met de chimpansee. Bovendien als je kijkt naar de uiterlijk kenmerken staan we ook nog eens dichter bij de roofdieren dan bij de vluchtdieren. Onze ogen staan namelijk voor in ons hoofd, wij hebben een zogeheten binoculair gezichtsvermogen. Daarmee kunnen we goed de afstand tussen ons en onze prooi inschatten.
Toch zijn wij overduidelijk anders dan de rest van het dierenrijk, alleen al omdat we ons kunnen afvragen wat ons zo uniek maakt. Die 1,4 procent verschil met de chimpansee maakt in de praktijk dus behoorlijk verschil. Maar wat voor verschil? Wij mensen kunnen namelijk bewust denken. Wij maken keuzes. Dat maakt ons anders dan alle andere wezens op aarde.
Zo worden we regelmatig heen en weer geslingerd tussen ons dierlijke instinct, onze emoties, onze gevoelens en onze gedachten. En dat gebeurt bij uitstek tijdens stressvolle situaties. Geen acute stresssituaties overigens, waarin ons instinct het meestal gewoon overneemt, maar een situatie die zich langzaam opbouwt. Bijvoorbeeld tijdens het lopen van een (ultra)marathon.
Dat begint altijd met onze gedachten en gevoelens. We willen graag een marathon lopen. Dat lijkt ons leuk, het is een uitdaging, het staat op een bucketlist of we doen het voor iets speciaals waar gevoelswaarde aan hangt. Bijvoorbeeld het goede doel of een overleden iemand. We hebben er zin in, vinden het spannend, zijn enthousiast en opgewonden. Tijdens het lopen zelf komen die gedachten weer aan bod. Waarom doen we dit? Wat is het zwaar! Had ik niet meer of minder moeten doen of anders? De twijfel slaat toe. En dan komen de emoties.
Ik moet altijd ergens op de route janken als ik zo’n hele lange afstand loop. Helemaal teruggeworpen naar mijn naakte ik als ik helemaal naar de klote ben, uiterst vermoeid waardoor er geen ruimte meer is voor gedachten aan de normale wereld. Geen ruimte maar ook geen barrière meer. Geen afleiding van de dagelijkse beslommeringen, geen vlucht in Facebook of Instagram, geen werkvraagstukken die mijn aandacht vragen, ‘wat eten we vanavond’ is niet belangrijk en ook die was die nog gedaan moet worden is totaal irrelevant op dat moment. Dat is meestal het moment waarop mijn diepere emoties vrij spel hebben en naar boven komen, en dat gaat bij mij altijd gepaard met janken. Lucht altijd zo lekker op.
Als de gedachten leeg zijn, de gevoelens gestript en de emoties eruit gegooid kom ik op een punt waarop mijn reptielenbrein in actie komt. Bij de acute stresssituatie neemt het instinct het gewoon over, daar heb je geen controle over. In deze situatie is het echter een gecontroleerde keuze hoe ik mijn instinct inzet. Als mens kan ik dat. Opgeven of doorgaan. Overleven of doodgaan. Op het computerscherm in mijn brein staat de felle vraag in de letters van het DOS programma gebrand. ‘Continue?’ De cursor knippert en wacht tot ik Y of N intyp en een enter geef. En ik typ altijd dezelfde letter in.
Leonardo di Caprio vroeg het al: ‘Are you a wolf or are you a sheep?’ Eigenlijk niet helemaal de juiste vraag dus, maar als je de parallel dan toch wil trekken weet ik het wel. ‘I am a wolf!’ Hoe ik dat zo zeker weet?
Ik heb killer instinct!