‘Schat, ik vind het zo gaaf in de Hoge Venen, ik wil hier binnenkort nog een keer lopen! Zeker zolang er nog sneeuw ligt.’ In onze relatie is er dan eigenlijk maar één antwoord mogelijk. ‘Dat is goed schat, als jij dat wilt dan doen we dat.’ En dus zitten we drie weken later weer in een huisje, met weer een route van Maarten, dit keer zo’n 51 km. Iedere gek zijn gebrek zullen we maar zeggen. En inmiddels weten we dat we niet alleen zijn. Marcel zit in Costa Rica en Wouter heeft al andere plannen, maar de rest is gewoon weer van de partij, aangevuld met Olav, the man himself die voor de verandering eens geen 160 km, of welke andere belachelijke afstand of whatsoever dan ook, op de planning heeft staan dit weekend.
Vrijdagavond zoeken we weer een restaurantje in de buurt op en ik ga vroeg in bed liggen. Dat doe ik al twee weken en dat bevalt me prima. Ik hoor René en Simone nog aankomen, Olav en Leonie komen morgen ochtend. Na een relatief goede nacht sta ik dan ook relatief uitgerust op, wat altijd een goed teken is. Ons startpunt ligt dit keer bij het Signal de Botrange, het hoogste punt van België. Van daaruit lopen we twee lussen zodat we halverwege weer bij de auto zijn mochten we iets nodig hebben, en in het restaurant wat kunnen eten.
We zijn relatief laat als we 9:00 het parkeerterrein oprijden. Olav en Leonie zijn er al en een klein half uurtje later, nadat iedereen zich klaar gemaakt heeft en we een foto gemaakt hebben bij het hoogste punt van België, beginnen we aan onze route. We hebben mazzel. Het is koud maar het is feitelijk niet koud en er schijnt een stralende zon. Dat geeft al gelijk een prachtig uitzicht op de velden met de besneeuwde graspollen. Ik wist toen nog niet wat ik nu weet.
In tegenstelling tot vorige keer beginnen we nu hoog en dus lopen we lekker naar beneden wat de vaart er gelijk lekker in brengt. We zijn alleen, hebben het landschap voor onszelf en het voelt bijna buitenaards. Een lang vlonderpad strekt zich uit over het landschap als zijnde een splitsing door een zee van sneeuw en pollen. Op sommige plekken is er geen vlonder en gaan we over smalle paadjes, langs een riviertje. Daar waar het nat en modderig is maken we ons eigen pad.
Zo lopen we de eerste 5 km weg als de fun pas echt begint, te herkennen aan het diabolische lachje van Olav en de gevleugelde woorden: ‘Trailen is leuk!’ We stappen van het vlonder af en staan aan de rand van het veengebied. Lees graspollen met daar omheen moeras. Lees water. Lees koud water. Lees natte modderige voeten als je er in stapt. Dan kan iedereen raden wat er gebeurt. In eerste instantie lukt het nog om langs droge randjes te lopen en van graspol naar graspol te springen. Het lukt zelfs nog om op stukjes plat gras met ijs er op te gaan staan. Maar naarmate de pollen minder worden en de natte ijzige stukken water meer, is er geen ontkomen meer aan. Een verkeerd gezette voet, een te dun laagje ijs en dan een krak en je staat tot je enkels in de drassige grond.
Ik weet niet hoe het met de voeten van anderen gesteld is, maar die van mij zijn net als die heat packs. Je weet wel, met van die gel en een metalen plaatje. Daar moet je in knakken en dan wordt de gel ineens gloeiend heet en hard. Dat gebeurt met mijn voeten dus ook als ze tijdens het trailen in aanraking komen met water. Alleen dan worden ze niet gloeiend heet maar ijskoud. Weg gevoel in mijn voeten. Gelukkig kan ik op ijsklompen ook gewoon lopen en het enige voordeel is dat als het eenmaal gebeurd is, het niet meer uitmaakt. Alhoewel het bijzondere fenomeen in je hersenen maakt dat je blijft proberen om het water te ontwijken.
Als we het mijnenveld voorbij zijn duiken we weer het pad op langs de rivier. Dit vind ik de leukste paden en doen me denken aan de Fantomes. Lekker hobbelen en als een geitje een beetje over de boomwortels springen, bruggetjes over en af en toe over de gladde stenen naar de overkant van de rivier. Hier ben ik in mijn element, lekker in het bos en met de prachtige aanblik van de zon op de sneeuw op de bomen.
Op 9,5 km vind ik het tijd om wat te eten en beginnen we alweer aan de terugweg van de eerste lus. We staan bij een bankje dat omringd is door water, een duidelijk teken dat het hier normaal gesproken droger is. We maken een rare klim omhoog en een nog raarder afdalinkje als blijkt dat dit verzonnen is door Olav. We hadden ook gewoon een stukje langs de weg kunnen lopen. We duiken daarna weer het bos in en moeten weer, maar nu écht, een stukje omhoog. Om vervolgens in vliegende vaart weer lekker naar beneden te mogen rennen, ondertussen oppassend dat we de écht ijzige stukjes ontwijken. Want hoe mooi de sneeuw ook, het ijs kan verraderlijk zijn. Voor je het weet lig je op je snufferd.
We passeren dicht bij de grens van Duitsland en mogen weer een pittig stukje omhoog langs een geasfalteerde weg met een prachtige rij hoge bomen aan de zijkant. En natuurlijk maak ik een foto bij het bord van het hert. Never grow up! Ik moet eigenlijk plassen maar ik heb geen zin om in de bosjes te gaan en aangezien we op 20 km weer bij de auto zijn hou ik het nog wel even 5 km vol.
Als we rond de 18 – 19 km zitten blijkt dat de eerste lus geen 20 km maar 24 km is. Wat? Ben ik weer verkeerd geïnformeerd door een niet nader te noemen iemand? Dat wordt snel schakelen en dat accepteer ik dan ook maar als training. Bovendien betekent dat dat we straks echt halverwege zijn en de tweede helft korter dan verwacht. Dat is ook een manier om er naar te kijken. We trekken dus nog even door en dat valt me toch wel een beetje zwaar nu. Ik moet nog steeds plassen en heb zo langzamerhand wel weer behoefte aan wat te eten.
Op 24 km zijn we halverwege een helling op een kiezelpad en ik weet dat aan het einde we weer bij de parkeerplaats, de auto en het restaurant zijn, maar het voelt als de laatste 500 meter van de marathon maar dan zonder publiek dat je naar de finish schreeuwt. Slechts de mentale roep in je hoofd van een kop warme tomatensoep. Of wat voor soep dan ook, als het maar warm is.
Uiteindelijk komen weer boven aan de helling en ligt links het restaurant. We hebben mazzel want we kunnen gelijk aanschuiven en opwarmen. De soep is simpel maar lekker en na een klein uurtje hebben we voldoende moed verzameld om ons weer in de sneeuw te begeven. Ik heb besloten om mijn regenbroek en jasje aan te trekken. Niet omdat het regent, integendeel, maar om mijn lichaam toch warm te houden. Niet dat ik het koud heb maar ik merk het wel aan mijn spieren en naarmate we verder lopen koel je toch af, als is het maar vanwege opbouwende vermoeidheid.
We beginnen weer lekker heuvel af en ergens maak ik me toch een beetje zorgen want zo veel naar beneden betekent ergens ook weer omhoog. Rond de 30 km begin ik echt weer lekker te lopen. Ik geniet nog steeds van de omgeving, ik ben dol op de paadjes langs de rivierbedding, spring van graspol naar graspol als het moet en neem het steeds weer opnieuw met je net opgedroogde voeten in de koude natte blubber stappen voor lief. Soms is het even spannend als we wat technische stukjes langs de rivier tegen komen, met smalle gladde richels waar je echt goed moet kijken waar je je voeten neerzet en voor de zekerheid de staalkabel langs de muur vast moet pakken. Maar we komen er zonder kleerscheuren doorheen.
Een klein half uurtje later doet zich de volgende uitdaging alweer aan, ditmaal in de vorm van een hele steile helling. Op de maat van de muziek poot ik door en denk aan de Fantomes. ‘Allemaal training Sas!’, denk ik bij mezelf. We mogen weer naar beneden en gelijk weer omhoog. Eenmaal boven hijgen we even uit alvorens het bos weer in te duiken voor wederom een klim. Het begint nu toch wel een beetje donker te worden en als we weer boven aan een heuvel staan worden de lampjes onder uit de vesten opgediept. Olav geeft gelijk even een motivatie praatje. ‘Vanaf hier is het nog ongeveer drie á vier uur lopen.’ Het is dan 18:15, dus even snel gerekend zijn we ergens tussen negen en tien terug. Gelukkig hebben we geen haast.
Niet veel later staan we aan de voet van een helling die ongeveer 90 graden omhoog gaat. Zo lijkt het tenminste. Op handen en voeten klim ik naar boven want dat is de enige manier. Als we allemaal boven zijn en weer op adem hobbelen we weer door en komen we door Xhoffraix, waar ons huisje staat. We zouden zo een paar honderd meter kunnen afslaan en dan zijn we ‘thuis’. Maar de route is pas op 41 km dus we moeten nog een stukje. We lopen dus gewoon door en duiken uiteindelijk het bos weer in.
Het is nu aftellen geblazen en we krijgen nog een keer alle ondergronden voor onze kiezen. Bos, rivierbedding, asfalt, kiezel, en onze geliefde pollen met vooral veel water er omheen. Met andere woorden, nog even heerlijk natte voeten. Bij 50 km komen we langs de Belgium Peak Beer waar mensen heerlijk zitten te eten. Ik heb even de neiging om voor het raam te gaan staan kwijlen als een New Yorkse zwerver maar hou me in. We zijn dan ruim 10 uur aan het lopen en bijna 11 uur onderweg. De volgende kilometer is via een bospad bezaaid met omgevallen of omgehakte bomen. Je zou bijna denken dat ze niet willen dat we hier lopen.
Dan nog een stuk rechttoe rechtaan weg en ineens weer het bos in. Nog 300 meter en dan zijn we zomaar op de parkeerplaats. Ik vind het bijna jammer, ware het niet dat mijn voeten weer bevroren zijn en ik toch ook wel toe ben aan een bord warm eten. De teller stopt op 53,53 km, geen officiële duivelse afstand want die staat op 50,50 km, maar toch leuk. We rijden gauw naar huis om te douchen, te eten, na te praten en foto’s te kijken. Het was weer een mooi avontuur.
‘Schat, ik vind het zo gaaf in de Hoge Venen, ik wil hier binnenkort nog een keer lopen!’.