Nadat we vorig jaar de 50 mijl van de Bello Gallico liepen riepen we na afloop: ‘volgend jaar de 100 mijl’! Nou ja, ik riep dat, maar Frank wil ook al langer een doelstellingen upgrade, dus die gaat gewoon mee. 100 mijl is 160 km dus dat is best een uitdaging als onze langste afstand tot nu toe 2x een 100 km is geweest. Dat moet je opbouwen en in de planning voor 2022 moest dus minimaal nog één maar eigenlijk nog twee 100 km afstanden komen te staan. De eerste die voorbij kwam was het Petranpad met 112 km. Haalbaar? Zeker. Uitdaging? Ook. Grootste uitdaging? Er zit een tijdslimiet van 16 uur op. Dat is 7 km per uur. Op 50 km één keer gehaald, op langere afstanden niet. Maar het is vlak, we hebben geen oversteken met pontjes en als we niet al te lang blijven hangen op de verzorgingsposten moet het in theorie te doen zijn. In theorie.
Ingeschreven dus. En we ‘enthousiasmeren’ René, Simone en uiteindelijk Tony ook. Wij boeken een hotel en rijden er vrijdag al naar toe. Ik was even vergeten dat ik nog een borrel had georganiseerd op de zaak dus we kunnen pas om 18:00 weg maar gelukkig gaat de reis voorspoedig. Rond 20:00 zijn we in Grubbenvorst en iets meer dan een half uur later zitten we bij de Italiaan in Venlo. Om half tien afrekenen zodat ik nog nét een ijsje bij Clever kan halen en dan in het hotel spullen klaarleggen voor morgen. Nou ja, morgen. De wekker staat om 3:30 want we moeten om 5:00 starten.
Ik slaap net een beetje als die wekker alweer veel te snel gaat. Om 4:15 de deur uit en naar Meerlo rijden. Even lastig zoeken voor een parkeerplek en dan toch nog haasten voor de start. Ik heb nog geen GPS en ben ook niet meer naar de wc geweest als het startsein gegeven wordt. Het is officieel nog wel donker maar het schemert al wel dus we hebben geen lamp nodig. Toch moet ik wel opletten waar ik loop. We starten op een landweggetje onder de klanken van Supertramp’s ‘Take the long way home’.
Zoals gewoonlijk lopen we achteraan en Frank zijn naamtag hangt los aan zijn vest waar hij last van heeft tijdens het lopen. Stoppen dus en opnieuw vastmaken. Nu is iedereen uit het zicht. Het wordt al snel licht en als we over een zandweg lopen met links bos/hei gebied en wat mist zie ik een schitterend plaatje met op de achtergrond de opkomende zon. Een Kodak momentje want het gaat niet alleen om lopen maar ook om genieten. Het heet hier dan ook niet voor niets ‘Natuurschoonweg’. Ik ben niet de enige want er zijn nog twee mannen die even gestopt zijn. Nog even wat paarden in de wei tegen de opkomende zon en dan is het toch echt helemaal licht.
Ik verbaas me er altijd over hoe snel dat gaat. Na een stuk landweg duiken we het bos weer in met single tracks, ideaal om mooie plaatjes van een rennende Frank te schieten. Als hij tenminste er niet bij gaat liggen op 6,5 km. Gelukkig beperkt de schade zich tot een wondje op de knie en een deuk in zijn ego. Het liefste zou ik nu stoppen en een uur lang een fotoshoot doen hier, maar dat bewaar ik maar voor als we niet op de klok lopen. We zijn al op 13 km als we het Schuitwater, zoals het hier heet, uitkomen en weer wat meer bewoonde wereld krijgen.
We lopen nu voornamelijk langs akkers en weilanden. Dan komen we ineens in bekend gebied. ‘Liepen we hier ook niet de Maasdal Marathons’? En verdraaid, mochten we nog twijfelen, als we Broekhuizen binnenlopen zegt Frank: ‘Hier om de hoek was dat pontje!’ om vervolgens de hoek om te gaan en het pontje te zien. Heel even zijn we bang dat we daar over moeten want hij vaart niet, maar de route stuurt ons langs de dijk langs de Maas.
De dijk bestaat vooral uit zand. Gelukkig is het ‘maar’ anderhalve kilometer voor we weer een mix van landweg en weiland krijgen. Het pad brengt ons bij de eerste verzorgingspost op 20 km. Maar eerst moeten we nog langs een gevaarlijke kudde koeien met kalfjes. Theo, de organisator, staat ze met een stok weg te jagen. Bij de post pakken we wat te drinken maar blijven niet te lang hangen. We hebben vooralsnog een half uur marge maar we moeten wel door.
Opnieuw een lange landweg, een stuk bos, en een lange landweg. De zon schijnt volop maar gelukkig is het nog niet warm. 7 km verder zijn we in Grubbenvorst. We zouden nu zo het hotel in kunnen stappen, lekker douchen, ergens op een terras ontbijten, daarna een wandeling maken, lunchen, siësta, borrelen, eten, TV kijken en naar bed. Gewoon een relaxte zaterdag zoals andere normale mensen doen. Maar nee.
Ik maak een foto van een kerk van Grubbenvorst en een bord dat zegt dat ze het dorp van de asperges zijn. Nou snap ik waarom ze in het hotel een volledig menu met asperges hadden. We lopen er omheen door een stukje bos en akkers met… doe eens een gok. Juist, asperges. Ik herken ze nu.
Het parcours is één lange afwisseling van landweg, weilanden, bos en af en toe een stuk asfalt. En ieder stuk heeft zijn eigen uitdaging. De landwegen zijn ietwat saai, de weilanden staan vol met brandnetels, het bos heeft verraderlijke wortels en het asfalt, ach ja, het is asfalt. De kilometers tellen desondanks gestaag op en we houden nog steeds voldoende tempo. Er zit iets niet helemaal lekker aan de bovenkant van mijn linkertenen maar ik kan er niet veel aan doen behalve het negeren.
Dan voel ik rond de 30 km wat verkrampen. Was Frank al eerder geweest, begin ik zelf nu toch ook wel iets te herkennen dat ik waarschijnlijk een wc op moet zoeken. WC’s zijn echter een schaars goed als je aan het trailen bent. Bosjes daarentegen in overvloed. Een open veld is dan weer niet geschikt en net als ik aan de rand van een bosje wil gaan zitten parkeert er een auto met twee oude mensen. Alsof ze het er om doen dus maar weer door lopen. Als ik een geschikt plekje heb gevonden, inmiddels een kilometer verder, moet ik wat moeite doen maar ben ik daarna drie kilo lichter. Dat lucht op en loopt een stuk makkelijker!
We vervolgen onze weg, geplaagd door wat steken in mijn zij. Was ik net van mijn darmkrampjes af, krijgen we dit! Negeren maar weer. Focus op een lang stuk van bijna 2 km, ietwat saai. Op 37 km slaan we iets te vroeg af en moeten we weer terug waardoor we 500 meter extra lopen. Maar dat hoort bij het trailen. Minimaal één keer vallen en minimaal één keer verkeerd lopen. Even balen en dan weer op weg, maar het heeft me beduidend energie gekost. We lopen nu de A73 over, op weg naar de verzorgingspost op de 41 km en de dropbag.
Daar aangekomen heel even zitten en drinken bijvullen. Ik neem dankbaar een bouillonnetje. Er zitten nog vier mannen die een rust momentje hebben. Dan spreekt de dame van de verzorgingspost ons aan. We zitten krap in de tijd en moeten wel doorlopen. Ietwat verontwaardigd roepen we dat we 8 km per uur lopen en een half uur marge hebben. Ze heeft contact met Theo en geeft dan aan dat we gelijk hebben, maar dat we er wel rekening mee moeten houden. Nou ik kan je één ding vertellen. We doen niks anders dan er rekening mee houden. Toch blijft het in mijn hoofd spelen en ben ik eigenlijk een beetje boos over de opmerking. Het zal goed bedoeld zijn, maar het werkt niet echt motiverend.
We gebruiken ongeveer 10 minuten van onze ‘extra’ tijd en gaan dan weer verder. Met 42 km zit de ‘eerste’ marathon er op. Nog ongeveer anderhalf te gaan. Na weer wat stukjes bos volgt weer een langer stuk landweg en een stuk langs het spoor waar we verderop overheen moeten. Just our luck als er natuurlijk net een trein aan komt. We kunnen er nog om lachen. Dat lachen vergaat me als we een eindeloos lang stuk door en langs het gras moeten. Ik heb niet voor niets de bijnaam Graskia gekregen tijdens de Black Devils #hekelaangraslopen . Maar aan alles komt een eind dus ongeveer 4 km later tikken we de 50 km aan en lopen we weer op een landweg.
Het zonnetje begint nu toch wel lekker te branden en met name de open stukken op het asfalt en de landwegen zijn voor Frank de hel. Ik begin vooral last te krijgen van blaren op mijn voeten. We lopen nog steeds binnen de tijd maar de marge krimpt snel. Na een lang stuk bos staan we ineens op de parkeerplaats van een KFC en staan daar ook ineens Marcel en Marcella met chocola, tucjes en vooral blikjes koude cola. Ze zijn een zegen. We praten kort even bij maar moeten dan toch écht verder.
We duiken weer bos in voor een mooi stukje voordat we bij de volgende verzorgingspost zijn. Vooral weer vullen en wat bouillon en weer door. De tijd wordt nu wel een issue en het is me wel duidelijk dat we het niet gaan halen. Mijn belangrijkste doelstelling is wel op tijd bij de 80 km te zijn omdat ik mijn dropbag wil hebben. De noodles die er in zitten maar ook mijn lampje voor later en eventueel extra eten.
We komen door Helenaveen en daarna door Mariapeel. Ik weet niet meer wanneer maar ook hier ben ik eerder geweest. Het is in elk geval een mooi stuk en op de pijntjes in mijn voeten en het feit dat we door een stuk dermate dik begroeid met brandnetels dat er geen ontwijken mogelijk is na, ben ik eigenlijk wel lekker op dreef. Bij Frank daarentegen zie ik de energie langzaam wegzakken. Toch weer die warmte. Dan hoor ik ineens een harde kreet en ligt hij op de grond. Ik schrik me het apelazerus en denk dat hij minimaal zijn enkel verzwikt heeft. Zo erg is het niet, een kras op zijn wang, nog wat schaafwonden op zijn knie, de schrik en nog meer deuken in zijn ego. Maar hij laat zich niet kennen en rent verder.
De genadeslag is 2 km in de brandende zon over een open landweg die volgt. Dan de woorden waar ik al bang voor was maar waar ik na de val in mijn achterhoofd ook al een beetje rekening mee hield. ‘Als we straks bij de 80 km post zijn stap ik er uit.’ Ik baal maar wil zelf wel door, minimaal tot de 100 km. Maar eerst langs het kanaal door Griendtsveen en dan een neverending stuk graspad langs het water en de bunkers van De Peel richting de verzorgingspost. Die ligt niet op 80 km maar op ruim 82 km en we zijn eigenlijk al buiten de tijd als we daar eindelijk aankomen.
Ik laat me de noodles smaken terwijl we de mededeling krijgen dat we officieel niet meer door mogen. Wel op eigen verantwoordelijkheid overigens. Naast Frank en mijzelf zitten er nog drie mannen. Één stapt ook uit, één wil door maar wordt misselijk als hij wat eet en stopt dan ook maar, en één gaat net als ik door. Ik mag de tracker nog gebruiken, spreek af met Frank voor later en andere Frank, de coördinator van de post, beloof me in de gaten te houden richting de post van de 100 km. Met die wetenschap ga ik in mijn eentje verder.
Ik mag gelijk weer over mijn favoriete ondergrond lopen waardoor ik maar moeilijk op gang kom. Ik heb een half uur bij de post gezeten dus ik loop per definitie een half uur achter. Na een paar honderd meter mag ik weer op het asfalt en kan ik gaan dribbelen. Hardlopen zit er niet echt meer in. Als ik voorbij de 85 km aan het einde van een weg kom hoor ik ineens mijn naam. Ik draai me om en zie Tony op de grond in het gras zitten. Hij is misselijk geworden en stapt uit. Simone is doorgelopen. Ik leef even met hem mee maar moet dan weer door. De minuten beginnen wel te tellen nu ik buiten de tijd loop.
Vlak voordat ik moet afslaan om de begraafplaats voor Duitse soldaten over te steken, rijdt de ophaal auto met Tony maar ook met René langs. Ze wensen me succes en ik ga de begraafplaats op. Het is indrukwekkend en ik durf uit respect eigenlijk niet te rennen. Aan het einde zie ik een dicht hek en even bekruipt me de angst dat hij misschien dicht zit en ik om moet gaan lopen. Maar gelukkig is het heel gewoon open en kan ik verder. Door een bos met zowaar wat heuveltjes en dan weer een lang stuk asfalt.
Als ik op 90 km zit draai ik een graspad op. Geen rennen mogelijk want de ondergrond is dermate onregelmatig dat als ik hier ga rennen ik mijn nek breek. En dan heb ik het niet eens over het feit dat ik al op 90 km zit én de blaren onder mijn voeten nu toch wel behoorlijk zeer doen. Het is erg slecht voor mijn humeur en ik app Frank dat het laat gaat worden omdat ik moet wandelen. Het stuk duurt ruim 3 km. Ondertussen ben ik al een half uur bezig om een krentenbol weg te kauwen maar door mijn droge mond krijg ik hem bijna niet weg.
Maar ook aan deze hel komt een eind en volgt er weer een stukje landweg, asfalt en bos. Langzaam tellen de kilometers op tot de magische 99 km. Nog één en dan heb ik in elk geval 100 km. Frank heeft al geappt dat de verzorgingspost weg is. Ik vraag of ik door mag lopen tot in elk geval 105 km. Tenslotte moet hij wachten. Het is ok. Vlak voordat ik weer van de weg af ga en weer het gras in moet komt Frank van de organisatie langsrijden. Hij heeft de loper achter mij opgepikt en checkt hoe het met me is zoals beloofd. Ik geef aan dat ik ok ben en een deal met Frank heb om in elk geval tot 105 km te gaan. Hij ziet dat het goed is, biedt me nog cola en water aan waar ik dankbaar gebruik van maak, en ik vervolg mijn weg.
Ik draai weer het gras op en ben opnieuw chagrijnig want hier kan ik echt weer niet rennen. Ik app Frank weer en moet bijna een kilometer wandelen. Dan kom ik bij een watertje met bos en veengebied. Na een paar honderd meter kom ik er achter dat ik aan de verkeerde kant het water loop. Shit, ik kan met geen mogelijkheid oversteken dus ik moet terug. Als dat probleem opgelost is kom ik in veengebied met stilstaand water. Het is inmiddels rond 20:00 en ik moet me een weg banen door dikke wolken met muggen en andere vliegende beesten die ik niet kan identificeren. Een seconde stil staan en mijn elleboog ziet er uit als een speldenkussen. En ook mijn vieze kuiten zijn een sappige maaltijd voor de killer bugs. Doorlopen dus.
Bij 103 km krijg ik weer een app van Frank, dat hij onderweg is. Het lijkt even op miscommunicatie maar als ik hem bel heeft het meer te maken met het feit dat ik nog de enige op het parcours ben, alles en iedereen al weg is en hij toch ook al bijna vier uur op me heeft zitten wachten. Bovendien wordt het straks toch ook donker en ben ik nog wel even onderweg tot het eindpunt. De snelheid is er ook wel uit. We overleggen even en ondanks dat ik zwaar twijfel omdat ik diep in mijn hart gewoon uit wil lopen, maakt niet hoe laat het wordt, neem ik met mijn verstand toch wel de moeilijke beslissing om richting Frank te gaan naar het 105 km punt en daar te stoppen.
Eenmaal het besluit genomen lijkt het wel of de stekker er uit is. Ik kan nog weinig energie opbrengen en voel nu in volle kracht de pijn in mijn voeten en benen terwijl de vermoeidheid als een deken over me heen ligt. Als er 105 km op mijn klokje staat blijkt Frank nog wat verder weg te staan. Nog even doorbijten door het gras langs het water. Dan auto’s en een bruggetje. Als ik twee stappen omhoog doe en op de weg kom zie ik drie reeën wegspringen. Jammer alleen dat ik weer verkeerd zit. Terug over de brug en weer door. En dan zie ik eindelijk in de verte Frank staan. Tegen de tijd dat ik bij hem en de auto ben heb ik 106,8 km op de teller staan. Dat kan natuurlijk niet, dus nog een paar stappen door voordat ik eindelijk in de auto stap. Ik heb er vrede mee, het is goed zo.
We rijden terug naar het ‘t Kasteelke waar Theo nog op ons wacht. Ook zijn vrouw en Frans zijn er nog. Ik geef de tracker af, krijg nog een buff en een stukje vlaai en na een kort praatje rijden we naar het hotel. Eten kan alleen nog bij de McDonalds maar ik wil sowieso eerst douchen en heb eigenlijk geen trek dus slaan we over. Bij het hotel scoren we nog wat te drinken en na een heerlijke douche eet ik mijn stukje vlaai op terwijl ik in bed duik en naar het songfestival kijk. Frank valt snel in slaap, ik zie Ukraine nog nét winnen voordat ik het licht uit doe en onrustig in slaap val, dromend van brandnetels, muggen en graspaden.
112 km. Mijn eerste officiële DNF. Met 107 km op de teller toch verder dan ik ooit gelopen heb en ik krijg er niet eens een medaille voor. Maar wel een stukje vlaai en zoals Joost al zei, 107.000 bragging points. Op naar de 160!
Braveau!
Mooi verslag van een pittige run.
Dank je wel!