Hoe ga ik dit in godsnaam uitleggen? Vorige week nog een enorme jankblog over hoe ik het allemaal niet meer kan, mijn lijf zeer doet, lopen een opgave lijkt te zijn geworden en de vraag of ik het allemaal nog wel leuk vind, en dan nu het Petranpad van ruim 112 km lopen? En dan ook nog binnen de tijd? Net aan, maar toch. Volstrekt ongeloofwaardig toch?
Tja, het zit hem gewoon in het feit dat ik mijn lijf niet meer kan vertrouwen. Met het koppie zat het goed, ik ben de hele week braaf geweest met geen stress, goed eten en op tijd naar bed, ik had een doel, ik was gemotiveerd, ik was gefocust en ik had vooral veel afleiding tijdens het lopen. Daarnaast geen enkele druk voor mezelf en geen enkele verwachting. Gewoon starten en dan ‘zouden we wel zien hoe het ging’. En toen ging het ineens wel. Dat ik nu helemaal naar de klote ben en hoe dat komt, dat lees je hieronder. Want ja, het deed toch zeer.
Goed, het Petranpad. 112 km schoon aan de haak. Mijn enige DNF uit mijn hardloopcarrière. Vorige jaar na 107 km er uit gehaald ‘omdat het toch écht te laat werd’. Dus ik (en Frank ook, die ging er vanwege de warmte na 82 km al uit), hadden er nog een appeltje mee te schillen. Een aangezien we dit jaar twee uur extra kregen om te finishen, vorig jaar had maar 50% de finish gehaald binnen de tijd, durfden we het wel aan.
De B&B van vorig jaar zat vol, maar niet getreurd, er zijn er meer. Blitterswijck (waar?) dit keer, De Blauwververij. B&B annex winkel, annex patisserie, annex slijterij. Lekker vrij op vrijdag rustig aan gedaan, spullen gepakt, boodschapjes gedaan, Pokebowl geluncht en rond een uur of 15:00 vertrokken ‘want vanwege de meivakantie is het toch rustig op de weg’. Not! Regen, ongelukken, een dichte Heinenoordtunnel en een hoop mensen die juist terugkeerden van de meivakantie zorgden voor veel files. Maar goed, twee uur later waren we dan toch in Blitterswijck (waar?).
Koffer gedumpt, met afgrijzen voor zondag naar de steile trap naar boven gekeken, de eigenaresse bevestigd dat we zaterdag écht 112 km gingen lopen en ze het niet verkeerd begrepen had, afspraken gemaakt over broodjes om 4:00 ‘s nachts en daarna naar Meerlo naar ‘t Kasteelke om het startnummer op te halen. Daar maken we kennis met Dylan die ook gaat lopen en ook bij ons in de B&B zit. Daarna een hapje eten en dan lekker in bed nog even Netflixen.
Veel slapen doe ik niet maar uitrusten gaat prima. De wekker staat om 3:30 en al met al blijkt dat toch aan de krappe kant. Om 4:45 zijn we bij de start en ik ben net klaar met alles wat ik normaal gesproken voor zo’n start doe als het startsein gegeven wordt. Geen moment van bezinning, geen zenuwen of ik alles wel heb, iedereen begint gewoon te rennen. Frank is zelfs nog niet helemaal klaar, maar komt me al gauw voorbij want volgens planning ben ik binnen een kilometer de laatste loper, en dat zal ik nog wel even blijven.
Toch ben ik niet helemaal alleen. Salif, die we vorig jaar hebben leren kennen, doet net als ik. Gewoon langzaam opwarmen en dan op een sukkeldrafje naar de finish dieselen. Het is niet koud maar wel heel erg mistig wat met het snel opkomende licht prachtige plaatjes oplevert. Ik herken gelijk stukken van de route van vorig jaar en hobbel lekker achter Salif aan die ook net als ik regelmatig foto’s maakt.
De molen, de bomen op een rij, de volle maan en de hei waar ik vorig jaar nog foto’s van Frank heb gemaakt. Ik kan het dan ook niet laten om hier wat hardloopfoto’s van mezelf te maken. Het moet ook nog steeds leuk blijven en foto’s maken is mijn ding. Als ik na een km of 7 een krentenbol eet raak ik Salif kwijt maar blijkbaar is hij ergens verkeerd gelopen want twee kilometer later kom ik weer bij hem als hij in tegengestelde richting terug komt lopen en een pad in duikt.
Ergens voorbij de 10 km loop ik op een karrenspoor naast een bos en zie links een leuke vlonder. ‘Jammer dat de route daar niet loopt’ denk ik bij mezelf als ik het karrenspoor verder heuveltje op loop. Niet veel later check ik de GPS voor de route. Yup, ik ben verkeerd gelopen en had het vlonder moeten hebben. Terug dan maar, maar nu ben ik Salif definitief kwijt. Ik heb mijn voeten ingetapet maar volgens mij heb ik links ietsjepietsje te strak gedaan. Nou ja, dat trekt hopelijk wel weg. Ik kan er nu toch niks aan veranderen.
Het is inmiddels volledig licht geworden en ik ben wat je noemt op weg naar de eerste verzorgingspost. Vorig jaar moesten we 7 km per uur lopen gemiddeld en hadden we ruim een half uur over op de eerste 20 km. Dit jaar hoeven we ‘maar’ 6,2 km per uur te lopen, maar gelukkig lukt het me om iets sneller te lopen. Dat moet ook wel want er komt nog heel veel verval dus ik moet marge hebben.
Dit stuk van de route staat me nog goed bij. Inmiddels loop ik door een dorpje, langs de veerpont, en langs de Maas. Ooievaar op rechts en dan toch nog onverwachts weer landinwaarts want de drank post staat na de koeien toch aan het water? Als ik een paar kilometer later weer richting het water langs het veld loop weet ik het weer en klopt het. Behalve dan dat ik volgens mij aan de verkeerde kant van het prikkeldraad loop. Als ik echt niet verder kan zit er niks anders op, ik moet onder het prikkeldraad door, maar daar draaien we ons hand niet voor om.
De koeien staan dit jaar honderd meter eerder en kijken me verbaasd aan. ‘Wat kom jij nou doen?’ Alsof ze niet net de afgelopen uren al een behoorlijke handvol lopers voorbij hebben zien komen. Er is naast de vrijwilligers niemand meer op de drankpost. Ik gooi wat cola in mijn waterzak en pak iets te eten voor zometeen onderweg terwijl ik een heerlijk bekertje bouillon krijg. Voor de rest blijf ik niet te lang hangen. Het is niet nodig maar de tijd heb ik wel nodig. Ik mag in elk geval de eerste checkpoint afvinken en heb drie uur voor de volgende, 21 km verder, want daar moet ik om 11:00 zijn. Muziekje aanzetten en gaan met die banaan, maar eerst even snel plassen trailstyle. Oftewel achter een auto met een stukje papier.
Het zonnetje is gaan schijnen en de mist is volledig weg. Al met al is het wat je noemt ‘een prachtige dag’ en het lopen begint zowaar een soort van genieten te worden. Niet dat ik lange stukken achter elkaar kan rennen, dat is dan wel weer een teken dat ik niet ‘fit’ ben, maar met dieselen, lees rennen en heel kort wandelen en dan weer rennen, kom ik een heel eind. Naast koeien kom ik langs paardjes in de wei, de kerk van Grubbenvorst waar we vorig jaar zaten, en natuurlijk komt er net een trein langs als ik het spoor over moet. Ik moet er eigenlijk om lachen.
De dag begint ook echt op te warmen en als het zo blijft gaan een aantal mensen, waaronder Frank, het nog lastig krijgen. Ik vind het helemaal prima en diesel lekker door. Ik loop opnieuw ergens verkeerd en een paar keer bijna. Dan pak ik de GPS precies op het moment dat ik al 10 meter te ver ben. Alsof ik het instinctief voel. Het behoed me voor een hoop extra kilometers, alhoewel mijn klokje inmiddels een kilometer voor loopt. Een beetje van mij en een beetje van de zwabber. Zo ook als ik door het bos loop langs een pad dat er uit ziet alsof ze hier hard mee aan het werk zijn. Als ik een kleine driehonderd meter verder ben hoor ik het geluid van zware motoren en realiseer ik me dat het een crossmotor parcours is en dat ik eigenlijk net te vroeg ben. Jammer anders had ik een paar foto’s kunnen maken.
Vlak voor de verzorgingspost van de 42 km sta ik weer oog in oog met een kudde koeien, die pontificaal op het pad voor een doorgang staan waar ik door moet. Ze kijken me heel even aan en besluiten dan dat ik heel erg eng ben en als ze niet gauw maken dat ze wegkomen, ik ze opeet. En ik kan ze niet geheel ongelijk geven gezien mijn voorliefde voor een goede biefstuk. Of welk type rundvlees dan ook. Iedere stap die ik zet zorgt er voor dat een van de koeien verschrikt wegspringt. Als ze allemaal weg zijn en het pad vrij kan ik eindelijk doorlopen naar de verzorgingspost.
Nu ben ik niet meer alleen. Salif zit er en nog een jongen en een andere man gaat net weg. Ben ik toch een beetje bijgekomen. Mijn dropbag ligt hier dus ik dump mijn lampje, pak wat eetbaars en vooral ook mijn zonnebril. Deet smeren tegen de muggen en dan weer een bekertje bouillon. Foto met Salif, die net iets voor mij weer weg gaat. Niet veel later ga ik er achteraan. Ik kijk nog even met een schuin oog naar de cut off tijd. Ik hoefde hier pas om 11:40 te zijn in plaats van 11:00 en de volgende is om 14:45. Dat moet te doen zijn.
De kilometers erna doen Salif, ik en de jongen haasje over. Dan loopt Salif mij weer voorbij, dan ik hem weer, en de jongen blijft eerst achter, komt dan ineens weer bij en blijft toch weer achter. Salif maakt foto’s van mij en ik van hem en ik kan niet geheel ontkennen dat ik het wel stiekem stoer van mezelf vind dat ik niet meer de laatste loper ben en toch nog iemand ingehaald heb. We komen langs wat ezeltjes en de beeldjes van de lammetjes die op Facebook hebben gestaan.
Ik ‘vier’ mentaal de 50 km. Wat er ook gebeurt, ik heb nu in elk geval een ultra gelopen. Maar we gaan natuurlijk op naar de 60 km, iets over de helft. Want hoe je het ook wendt of keert, het klokje tikt door, time flies en pas als ik de 82 km heb gehaald met voldoende tijd zal ik er wat meer in gaan geloven. Ik kom in ietwat moerassig gebied. Het is langs een waterkant en half bos, met gras, modder en takken op de grond. Ik moet over een grote bos takken stappen en dan gaat het mis. Een gefrustreerde tak die waarschijnlijk boos is omdat hij al weken half onderop ligt grijpt mijn voet en ik ga down! De schade is een geschaafde knie, die in elk geval blauw maar ik vrees ook nog wel een beetje dik wordt, een klap op mijn hand en vooral veel viezigheid. Er zit maar één ding op. Doen waar ik goed in ben, de pijn negeren en doorgaan. Bovendien heb je niet getraild als je niet minstens één keer gevallen bent.
Op 56 km, als ik echt op ‘de helft’ zit kom ik op de parkeerplaats van de KFC waar vorig jaar Marcel en Marcella stonden met koude cola en chips, en met die gedachte heb ik enorme dorst en trek in een ijskoude cola. Niet te vergelijken met de halflauwe mix van water en cola in mijn waterzak. Ik trek de stoute schoenen aan, duik de KFC in en bestel een kleine cola. De best geïnvesteerde € 2,60 in maanden, zelfs als ik er achter kom dat het Pepsi is. Ach ja, iets met rauwe bonen en zo.
Binnen no time sta ik weer buiten en steek de weg en de rotonde over. De mannen zijn nergens te bekennen en ik weet even niet meer of ik nu voor of achter loop. Tegen de tijd dat ik het bos in ga is mijn cola op en kan ik de lege beker gelijk dumpen in de vuilnisbak. Het bos is even een uitdaging. Ik loop een paar keer verkeerd en moet goed kijken waar de GPS me naar toe stuurt. Uiteindelijk kom ik bij de derde verzorgingspost op de 60 km. Daar staat onder andere Gert Jan en ik ga zelfs heel even zitten. Tegen de tijd dat ik klaar ben komt Salif aanlopen en iets verder weg ook de andere jongen.
Ik ga weer op pad en begin er steeds meer vertrouwen in te krijgen. Ik blijf gemiddeld nog steeds boven de 6,2 km per uur lopen en bewaar ook nog wat marge ondanks de tijd die ik ‘verlies’ op de verzorgingsposten. En natuurlijk moet het zwaarste deel nog komen, maar so far so good. Het zonnetje brandt nu lekker maar ik heb er nog steeds geen last van. Toch denk ik dat Frank dat wel heeft, alhoewel het minder dan vorig jaar is, en wellicht dat er nog meer mensen zijn die het toch wel warm vinden.
Het pad voert nu langs landwegen, door een dorp, door bos en over vooral lange rechte stukken. Bij het peelkanaal hebben we een klein lusje voor het grenspaaltje en in het bos kom je een oorlogsmonument tegen, waar ik natuurlijk een foto maak. Dan zie ik ineens in de verte twee lopers, waarvan één met een oranje shirt. Zou dat Frank zijn die met iemand oploopt? Het zal toch niet waar zijn? Met enige regelmaat verlies ik ze uit het oog en dan doemen ze ineens weer op. Ze lijken veel te wandelen waardoor ik steeds ietsje pietsje dichterbij lijk te komen. En dan begin ik onbewust een beetje te jagen.
Dit zijn de paden waar Frank het vorig jaar zo zwaar had vanwege de warmte. Voor mij geen probleem, ik heb eerder last van die kloppende teen waarvan ik weet dat hij er bijna af ligt, van die steek in mijn schouder waar een dolk in zit, en die hete pook die door mijn scheenbeen loopt. Zoals al eerder gezegd, gewoon even doorheen lopen, dan trekt het vanzelf weg. En dat werkt, net als altijd.
Ik kom op een pad waar het lijkt of het sneeuwt maar het zijn de pluizen van de bomen die door de lichte bries loslaten. Ik vrees voor mijn hooikoorts maar blijkbaar zijn dit niet de pluizen waar ik last van heb. Gelukkig maar. Dan komt het laatste stuk voor de verzorgingspost van de 82 km en krijg ik de mannen weer in het vizier. We lopen langs de sloot met de bunkers en nu is het overduidelijk, ik kom langzaam en gestaag dichterbij. Als ik ze niet inhaal voor de post, dan zal ik ze daar toch zeker tegenkomen.
Het duurt nog even voor ik dicht bij genoeg ben om definitief vast te stellen dat het niet Frank is. De bewuste man is te klein en loopt anders. Als ik ze bijna ingehaald heb zie ik ineens een stuk verderop een glimp van nog een loper in een oranje shirt, en ik weet 100% zeker dat dit Frank wel is. Die kom ik dan bij de post wel tegen. Tegen de tijd dat ik bij de andere twee mannen ben vraagt een van hen of ik de vrouw van Frank ben en als ik dat beaam zegt hij dat Frank een stukje voor loopt. Mocht ik nog enige twijfel hebben, dan is die nu weg. En inderdaad zit hij lekker op een stoel als ik bij de verzorgingspost kom.
We praten even bij. Hij heeft Frans een beetje op sleeptouw genomen en ik heb lekker doorgestekkerd waardoor we nu weer samen zijn. Ik krijg de helft van zijn noedels die er in gaan als zoete koek. Wat zeg ik, beter dan zoete koek want al het andere voedsel krijg ik niet meer weggegeten zonder minstens twee slokken vocht. Mijn dropbag heeft blijkbaar in een mierennest gestaan want ze houden een rave in het voorvak. Gelukkig zit daar geen eten in en in het grote vak waar wel het eten zit zijn ze nog niet doorgedrongen. Ik dump mijn zonnebril en pak mijn lampje voor het laatste stuk. We hebben nog 5,5 uur voor de laatste 30 km en natuurlijk gaan we nu samen naar de finish.
Het eerste stuk moet ik wandelen want niet alleen ben ik stijf van het stilzitten, ik voel mijn voeten nu vreselijk. Die moeten weer eerst in de verdoofstand. Het begint een beetje te regenen maar ik ben vergeten mijn jasje te pakken dus ik zal het zonder moeten doen. Al snel zijn we op de hoek van de straat waar ik vorig jaar Tony tegenkwam en even later duiken we de Duitse begraafplaats op waar we natuurlijk uit respect wandelen. Het blijft indrukwekkend en wat iedereen er ook van mag vinden, ik moet onwillekeurig denken aan die jonge jongens die tijdens de oorlog het leven hebben gelaten waarvan het merendeel waarschijnlijk alleen maar deden wat ze opgedragen werd.
Als we er doorheen zijn moet ik toch weer plassen en krijgen we een stukje bos alvorens mijn grootste nachtmerrie van deze trail begint. Een ellenlang pad door het natte gras langs de weilanden en een beekje. Frans loopt ons voorbij terwijl ik met een gezicht op onweer boos en gefrustreerd stevig doorstap. Wat heb ik toch een pokkehekel aan dit soort stukken. Ik heb niet voor niets de bijnaam Graskia gekregen ooit. Het is 2022 all over again, behalve dan dat ik hier toen alleen liep en Frank appjes stuurde hierover.
Het stuk duurt ruim drie kilometer maar het voelt als dertig. Het enige voordeel is dat aan alles een eind komt, en als het zover is, zijn we weer drie kilometer verder. Over de weg gaat het weer even wat sneller en kunnen we het gemiddelde tempo weer een beetje optrekken. We komen ook weer bij Frans en met zijn drieën gaan we verder om het bos in te duiken. Moeten we nog wel even over het prikkeldraad een schapenweitje over want er is niet echt een pad. Zo komen we in het bos. Oh ja, dit bos, waar de nodige bulten in zitten.
Eenmaal klaar met het bos komen we bij het moeras en de muggen. De route is hier iets anders en we mogen langs de kant van de weg waar ik vorig jaar verkeerd liep. Dan over een paar stenen over het water naar de overkant, wat best nog wel een uitdaging is als je er bijna honderd kilometer op hebt zitten. De roodbont stier kijkt ons argwanend aan als we langs lopen maar doet niks. De moerassige modder daarentegen doet van alles. Eerst probeert hij mij te pakken en als dat niet lukt vindt hij in Frank een onwillig slachtoffer die volledig vast komt te zitten met zijn schoenen. Met de nodige tijd, energie en vereende krachten krijgen we hem uiteindelijk los.
Om zo min mogelijk last te hebben van de muggen dribbelen we snel de rest van het moeras door. Iets te snel want de wraak van de modder is zoet als zijn maatje de boomwortel mij alsnog met een uit de grond van mijn hart slakende vloek laat struikelen. Dat kon er ook nog wel bij en nu heb ik ook schaafwonden op mijn rechterknie en rechterelleboog. Om over de modderige vlekken op mijn armen en benen maar te zwijgen. De mannen willen me geschrokken helpen maar ik maan ze om snel door te lopen, weg uit dit vervloekte moeras. Tenslotte lopen we twee keer een ultra afstand, dus daar hoort dan ook twee keer vallen bij zullen we maar zeggen.
Van daar uit door naar Horst, waar de laatste verzorgingspost staat. Tenminste dat denken we, want blijkbaar staat er op 106 km ook nog één maar daar zullen we geen gebruik van maken. Snel vocht bijvullen, en ook al wilde ik het stukje vlaai bewaren voor de finish moeten we nog 10 km en moet ik toch nog wat eten. Vlaai is het enige dat er in gaat dus vooruit dan maar. Dan weer op pad, eerst strompelen maar uiteindelijk lukt het toch weer om stukjes te gaan rennen. Niet alleen mijn voeten maar ik heb ook enorm last van dat onwillige spiertje in mijn rug. Ik kan maar drie dingen doen, negeren, negeren, negeren.
Het is inmiddels donker geworden en we moeten onze lampjes op. We lopen nu het laatste stuk weer over graspaden langs water. Ook dit stuk ken ik nog goed van vorig jaar. Ik sla weer aan het rekenen en geef Frank aan dat we ietsje sneller moeten gaan lopen willen we nog binnen de tijd finishen. En eerlijk gezegd was ik dat zo langzamerhand wel van plan. Frank en Frans willen dat ook dus daar zijn we het wel over eens. Iets meer dribbelen dus, zodat we gemiddeld 10 minuut per kilometer blijven lopen. Onbewust trek ik de mannen mee zodat ze door blijven gaan. De laatste drankpost slaan we over.
Geloof het of niet, maar dan breken de laatste vijf kilometer aan en begin ik niet meer in kilometers te rekenen maar in honderden meters. En er moeten nu wel hele gekke dingen gebeuren willen we het niet halen, maar ja je weet het nooit. En dat blijkt als we na wat stukken asfalt toch weer een heerlijk graspad met nat gras door moeten, waar rennen bijna niet mogelijk is. Doorstappen dus. Nog ‘even’ een hekje over klimmen en dan is het nog maar een paar honderd meter. Gehypnotiseerd staar ik naar het aftellen van de meters op de GPS en realiseer me weer eens te meer hoe lang 500 meter kan zijn. Maar ook daar komt een eind aan en dan stappen we van het gras af het asfalt op en zijn we bij ‘t Kasteelke waar Frans ons luid aankondigt. Een hartelijk, onder luid applaus, ontvangst wacht ons als we hand in hand met ons drieën de boog onder door lopen en dan is het klaar. We made it!!!
Mijn klokje zegt inmiddels 115 km. De officiële route was blijkbaar 112,8 km waardoor we officieel ook 8 minuten extra gehad zouden hebben, maar ik vind 17:51 beter. Terwijl Frank aan het bier gaat wachten we op de laatste loper, wat ik dus uiteindelijk verrassend genoeg niet ben. Sterker nog, ik ben tweede vrouw op de 112 km geworden! Nu deden er maar drie mee en is er één afgevallen, maar toch. Ik wil wel wat warms eten want elders gaat dat er niet meer van komen, maar ze hebben alleen broodjes frikandel en dat vind ik niet lekker. Maar ja, die rauwe bonen hé, dus voor de tweede keer vandaag val ik van mijn geloof en eet een broodje frikandel, die gezien de omstandigheden eigenlijk best prima smaakt.
Als we zo’n beetje klaar zijn nemen we afscheid en rijden naar de B&B om te douchen en de rest van de nacht wakker te liggen. Te veel adrenaline en alles doet zeer dus ik weet niet hoe ik moet liggen. Drie megablaren, de teennagel aan mijn linker grote teen die bijna net weer helemaal aangegroeid was en waar ik dus weer mee opnieuw mag beginnen, schuurplekken, schrammen, spierpijn en een ietwat blauwe en dikke knie. Ach ja, je moet er wat voor over hebben maar we hebben onze revanche op het Petranpad gekregen.
Trailen is leuk!
Heel erg leuk om jouw ervaring te lezen.
Zelf de 62 km mogen lopen, vond het best zwaar.
EN enorm leuk en herhaalbaar.
Groeten, Maurice
Ha, ha, ha, dan zou ik zeggen, volgend jaar de 112 km!
Wat een prachtig beschreven verhaal weer. Heel veel respect voor jullie!
Dank je wel.