We zijn er weer, in La Roche en Ardenne. Ons inmiddels jaarlijkse traditie half augustus om de Trail des Fantomes te lopen. De afgelopen jaren liep ik steeds een langere afstand maar na de 69 km van vorig jaar vond ik het wel welletjes. Ik was half twaalf binnen, iedereen had al gegeten en alle restaurants waren al dicht. Niet alleen ongezellig maar kom niet aan mijn eten! Dus besloten om dit jaar ‘gewoon’ weer de 43 km te doen. Dan ben je nog op een christelijke tijd klaar en kan je douchen en daarna gezellig met elkaar uit eten.
Het clubje is door omstandigheden dit jaar wat kleiner en daardoor ook gelijk wat intiemer. Lekker met z’n zessen, Frank, ik, Richard, Natascha, Jurre en Danique, zitten we dan ook vrijdagavond aan de pizza en pasta. Desalniettemin komen we weer genoeg bekenden tegen in het kleine dorp. Dennis en een vriendin komen voorbij, Boris, Marleen en Tony lopen morgen ook mee en als ik de laatste happen van mijn lasagne weg werk zitten Raymond en Graziella ineens aan het tafeltje schuin achter ons. Na afloop natuurlijk een ijsje halen en dan naar de B&B in het centrum die alleen een B heeft.
Vrijdagavond zagen we al dat er regen dreigde en als de wekker zaterdagochtend gaat en we het gordijn opentrekken is het dreigement uitgevoerd. Het regent en het blijft nagenoeg de hele dag regenen. Getver! Nu had ik op alles gerekend behalve op regen. Gelukkig is het niet koud maar het vooruitzicht om een uurtje of tien nat rond te hobbelen word ik niet vrolijk van. Nou ja, het moet maar.
We rijden op tijd naar Landgoed Herou waar ik toch maar een shirtje koop, ik had nog niet genoeg hardloopshirts in de kast, en nog even naar de wc kan. Blijkbaar is er een Dixie waar niemand op wil. Ik snap het niet maar wellicht zijn mijn standaarden lager want er is papier en hij is maar een klein beetje vies. Hoe dan ook, ik maak er gewoon gebruik van en een halve lasagne lichter sta ik even later klaar bij de start. Gelukkig regent het maar heel zachtjes. Er wordt afgeteld, ik geef Frank een kus en weg zijn we.
Nog voor het eind van de weg loop ik al achterop maar ik heb geen haast. Ik ben tegenwoordig gewoon lekker hardlooptoerist. Het eerste stuk is altijd omhoog en pas na een paar honderd meter mogen we omlaag. De regen is aanwezig, ik word er nat van maar ik merk het eigenlijk niet, deels door de bomen en deels omdat ik gewoon met het lopen bezig ben. Het pad door het bos is mooi en ik maak dan ook en foto. Het pad is wel een beetje modderig dus ik kan wel rennen maar ben voorzichtig. Even later kom ik Tony tegen die zit te kloten met de route op zijn horloge. Ik loop door, hij haalt me straks wel weer in.
Ik ben al gauw bij de oever van de Ourthe en het spel van klimmen en dalen kan beginnen. Als ik bijna bij de 5 km ben hoor ik andere lopers al aan de overkant lopen. Ik loop hier nu voor de zesde keer maar alhoewel ik veel stukken herken weet ik de route nog steeds niet uit mijn hoofd. Toch is het eerste stuk naar de dam en dan weer terug zeker weten hetzelfde. Hier heb ik vorig jaar een foto gemaakt, dit jaar sla ik over.
In totaal is de eerste lus terug naar het landgoed en daarmee de verzorgingspost ongeveer 15 km. Tegen die tijd ben ik al ingehaald door de eerste lopers van de 29 km. Een split second denk ik ‘bekijk het maar, ik loop hier ook’, maar dan bedenk ik me gelijk dat ik toerist ben en zij aan het racen zijn. Dit is hun achtertuin, hun domein, en ik ben slechts die toerist, dus ik stap braaf opzij om ze er langs te laten. Ik krijg een gemeende ‘Merci!’ en ‘Good luck!’. Als ik weer verder wil hang ik aan de doornentakken van een braamstruik. ‘No good deed goes unpunished’, zeggen ze wel eens.
Het opzij stappen gaat nog heel vaak gebeuren, tot vervelends toe want ook al hebben ze allemaal haast en ik niet, het haalt me toch iedere keer uit mijn flow. Ik kijk dan ook uit naar het punt waar onze wegen zich gaan scheiden, maar dat duurt nog wel even. Ik heb geen haast maar loop wel door want ik heb niet eeuwig de tijd. Ik ‘moet’ 3,91 km per uur lopen, maar wil proberen ergens tussen de 4 en 5 km per uur uit te komen. De eerste 5 km zit ik nog op 4,5 km per uur, maar de tweede 5 km trek ik dat weer op naar 5 km per uur en ook als ik 15 km aantik en terug bij het landgoed ben voor de eerste stop zit ik aardig in de buurt. Maar ik weet wat er nog gaat komen, de tijd bij de stops niet meegerekend.
Eenmaal terug bij het landgoed, nadat ik over de stuwdam van Nisramont gelopen ben, kan ik even plassen en eet ik vooral watermeloen en wat chips. Beetje cola er in en ik kan weer verder. ‘Gaan met die banaan’ zoals er op het bord stond dat een aantal toeschouwers langs een stukje weg geplaatst hebben. Ik had eigenlijk wel verwacht dat Richard en Jurre me ook al ingehaald zouden hebben. Zij lopen de 29 km maar ik heb ze nog niet gezien. Ik hoop dat dat betekent dat ik beter loop dan verwacht en niet dat zij minder goed lopen.
Ik blijf niet al te lang hangen en duik de route weer op om bijna twee hele kilometers lekker door te kunnen lopen. Dat schiet lekker op en compenseert een beetje voor de ultralangzame klimmetjes. Het regent afwisselend hard en zacht, en het voelt afwisselend of het hard of zacht regent maar het resultaat is hetzelfde. Ik ben kletsnat. Toch is het niet alleen de regen want ik voel het zweet ook langs mijn gezicht lopen. Ik vraag me serieus af of ik lek ben, mijn camelback lek is of dat de lucht gewoon lek is. Het is een combinatie van de lucht en ikzelf. Toch zijn er ook qua regen wat ‘droge’ momentjes maar de luchtvochtigheid is zo hoog dat ik gewoon niet droog word.
Na het bekende pad langs de vakantiehuisjes loop ik over het bruggetje met het bord ‘L’Ourthe’ en ik kan het niet laten om er toch weer een foto te maken. Ook dit wordt traditie. Leuk voor later om de jaren achter elkaar te zetten. Na een stukje langs de rivier is het weer tijd voor een klim omhoog. En ieder jaar vergeet ik het weer, de eindeloze wegen die maar omhoog blijven gaan. Ook nu is het weer geen uitzondering, ondanks dat dit toch echt een nieuw stuk parcours lijkt te zijn dat ik niet herken. Of ik moet vorig jaar volledig hebben zitten slapen.
Als ik bovenaan ben en weer een stukje asfalt kruis schiet er een eekhoorntje van de ene kant naar de andere kant van de weg. Ook dit begint traditie te worden, ik zie er elk jaar wel één. Hij is donkergrijs en heeft net als ik geen haast maar loopt wel door. Na een kilometer mag ik weer naar beneden, naar de oever van de rivier. Ik zit volgens mijn klokje op de helft in 4,5 uur, maar ik weet diep in mijn hart dat ik zeker een kilometer voor loop op het daadwerkelijke aantal kilometers. Desalniettemin ben ik niet ontevreden over de status, zowel die van mij als die van de cijfers. Bovendien ben ik op de helft en nog geen een keer gevallen.
Dat is het grote nadeel van de regen. Kleine beekjes stromen nu vol water waar ik doorheen en overheen moet, zandwegen waar ik normaal gesproken lekker naar beneden kan denderen zijn nu gevaarlijke glibberpaden en ik wil een ding absoluut. Heel blijven! So far so good ook al gaat dat ten koste van mijn tijd want het lijkt wel of daar waar ik wel zou kunnen rennen ik omhoog moet, en daar waar het niet kan is alleen maar omlaag.
Ik heb niet zo op het netvlies waar nu precies de bevoorrading staat maar hij komt eerder dan verwacht. Vooruit dan maar en opnieuw doe ik me tegoed aan de watermeloen en de chips. Ook vul ik nu cola bij en grijp nog een Frangipan voor onderweg, een soort Belgische versie van een gevulde koek. Eten doe ik sowieso weinig. Na de verzorgingspost gaat het weer even een paar kilometer lekker. De lopers van de 12 km zitten nu ook op de route maar splitsen af. Een dame die naast me loopt is in de war en heeft de afslag gemist. Ze moet terug omhoog want hier ging het lekker naar beneden. Toch merk ik wel dat de afstand begint te tellen. Een halve marathon op asfalt is toch anders dan een halve marathon hier en ik tel af naar 30 km om af te kunnen tellen naar de 42 km. Ik heb nog even gevraagd hoe ver de volgende post is en die staat op 11 km verder. Voor mijn klokje betekent dat 35 km.
Ik kom op de langverwachte splitsing tussen de 29 km en de rest. Nu ben ik weer alleen en ook al keek ik er naar uit, ergens voelt het ook een beetje eenzaam. De stokken zit nog steeds in mijn vest want ik probeer zoveel mogelijk zonder te doen. Eigenlijk is dat niets meer dan luiheid want als ik ze er uit gehaald heb, heb ik geen zin om ze terug te stoppen maar vaak zitten ze meer in de weg dan dat ik er baat bij heb. Waarschijnlijk pak ik ze wel voor de laatste kilometers, als de echt technische stukken komen.
Als ik eindelijk op 30 km zit voelt het eigenlijk alsof ik al minstens op 35 km zit, maar het voordeel is wel dat het gestopt is met regenen en het zonnetje zelfs af en toe probeert door te breken. Dat duurt niet lang want natuurlijk als ik op een stukje open veld loop komt er een hevige regenbui over. En ik was net een beetje opgedroogd! Maar ook die bui duurt niet lang en het lijkt er op dat het nu helemaal droog blijft. Bovendien zit ik al op twee derde en ik ben nog steeds niet gevallen. Dat moet je natuurlijk nooit te hard roepen.
Op 32 km stap ik op een modderige rand en zwik ik mijn voet om vervolgens rechts in de modder en links in de brandnetels te vallen. Niet hard, maar genoeg om vies te zijn en een brandende knie te hebben. Bah, daar zat ik nou net niet op te wachten. En ja, je hebt niet echt getraild als je niet minimaal één keer gevallen bent, maar ik voel mijn voet wel dus ik hoop dat dat muisje geen staartje krijgt. Ik loop voorzichtig door en kom uiteindelijk na weer wat klimmetjes op een lange weg naar beneden waar ik lekker vaart en meters kan maken.
Beneden aan de weg kom ik niet alleen de laatste verzorgingspost maar ook Tony, Boris en Marleen tegen met nog een stel, die net een groepsfoto aan het maken zijn. Ik mag er bij en als zij daarna verder gaan, duik ik op de sinaasappels en de cola. Ik vraag hoe ver het nog is tot aan de finish en krijg te horen dat ik nog 10 km moet. Dat betekent op mijn klokje tot 45 km en ik loop dus iets meer dan 1 km voor.
Ook nu blijf ik niet te lang hangen en mag weer op weg, en weer omlaag naar de Ourthe voor ‘de grote oversteek’. Ik herken de weg van toen we de 42 km virtueel liepen. Toen moesten we hier omhoog. Aan het eind dan de weg duik ik het bos weer in en moet ik via een hele steile helling en een touw aan een boom omlaag. Beneden aan de oever staan Boris en Marleen en het stel te zoeken hoe en waar ze het beste het water in kunnen. Tony staat al in de Ourthe.
Als ik beneden ben pak ik mijn stokken en duik ook de rivier in. Lekker fris, koel aan mijn voet en nat ben ik toch wel. Gelukkig maar want het water komt tot aan mijn kruis. Ik poseer nog even voor de fotograaf en loop voorzichtig naar de overkant. Er staat een sterke stroming en twee keer dreig ik mijn evenwicht te verliezen maar het gaat goed en ik kom ‘droog’ aan de overkant.
Daar gaat een lang stuk van ongeveer anderhalf kilometer langs de oever door een erg modderige single track. Een van de weinige stukken waar ik loop te vloeken en te tieren want ik kan niet rennen, glij iedere keer weg, het doet mijn voet geen goed en heb links en rechts brandnetels. Ik moet onwillekeurig denken aan de Bello Gallico, met een soortgelijk modderige single track maar dan prikkeldraad aan weerszijden. Maar goed, aan alles komt een eind. Tony en de rest zijn al weg en alleen de 42 km loopt nog op dit stuk dus ik hoef niet meer achterom te kijken.
Opnieuw een pittige klim, maar het aftellen begint nu toch echt wel. Weer herkenbare stukken en na de klim een lekker stuk naar beneden als Frank belt. Die is zeker binnen en wil weten hoe ver ik ben, maar ik maak deze flow eerst even af. Als ik weer bij de Ourthe ben probeer ik hem te bellen maar ik heb geen dekking. Ik moet dan nog 5 km en gok een uurtje. Of misschien iets meer gezien het feit dat ik nog wat bekende, lees ‘de hatelijke afdaling’ en ‘de klim from hell’, stukjes verwacht.
Er zit nog een technisch stuk in met touwen aan bomen om je op te trekken maar ook al gaat het niet snel, het gaat wel soepel. Duidelijk gevalletje van ervaring. Mijn muziek roept al eeuwen dat mijn oortjes leeg zijn en als ik nog een kilometer of twee moet scheiden ze er écht mee uit. Dan maar old fashioned rechtstreeks via de telefoon. Nog een kutstuk langs de Ourthe, de hatelijke afdaling heb ik óf gemist of gehad maar het me niet zo gerealiseerd, en dan sta ik voor de laatste klim van het parcours.
Zo in het licht is het wat makkelijker dan vorig jaar in het donker maar dan nog is het een helling die bijna recht omhoog gaat. Zonder morren en met beleid begin ik er aan. Uitgerekend nu draait AC/DC op mijn playlist met ‘Highway to hell’. Ik had het niet beter kunnen plannen. De klim is langer dan dat ik dacht maar ik loop stug door. Ik ben inmiddels de tien uur gepasseerd waar ik toch een beetje op gehoopt had, en geef de schuld aan de regen, de modder en het feit dat ik op veel plekken niet naar beneden kon rennen waar ik dat wel gedaan zou hebben als het droog was geweest.
Dan ben ik eindelijk boven en mag het laatste stukje door het bos naar het landgoed. Frank staat me al op te wachten net als Tony, Boris en Marleen. Als ik gefinisht ben haal ik mijn medaille op en maak nog wat foto’s met Marleen. De teller is gestopt op 10:20:57, ruim binnen de tijd en dus met extra tijd om straks gedoucht om 20:00 op het terras te zitten. Na mij komt een man binnen die ik ingehaald heb. Ben ik toch niet laatste tot ik hoor dat hij de 68 km heeft gelopen. Oh well…
Het is weer volbracht en iedereen is tevreden en blij, want ook Richard en Jurre hebben goed gelopen. De steak met friet smaakt heerlijk, net als het royal ontbijt de volgende dag.
Het was weer een geslaagd weekendje rennen in de Ardennen!