Een week geleden. Vol verwachting klopt ons hart. We staan tussen duizenden anderen. De opwinding stroomt door mijn lichaam, de zon schijnt stralend, de temperatuur is precies goed, en de stem van de commentator schalt door de speaker. Dan een dame die lichtelijk vals het Amerikaanse volkslied zingt, de commentator schreeuwt: ‘On your mark, get set, Go!’ Het kanon gaat af en de eerste tonen van Sinatra’s ‘New York, New York’ gaan dwars door me heen. We zijn gestart aan de marathon van New York.
Vandaag slaap ik lekker uit. Het is buiten koud en mistig, maar mijn bed is lekker warm. Frank is gaan duiken en was al vroeg weg, dus niemand die me wakker maakt. Rond een uur of tien steek ik voorzichtig mijn grote teen buiten de dekens en besluit me nog een keer om te draaien. Een uur later sta ik toch maar op, anders raak ik die jetlag nooit kwijt. Ik wil vandaag mijn eerste rondje weer gaan lopen. Een voorzichtige rustige 5 km. Frank komt verbazingwekkend genoeg ineens binnen stappen als ik net mijn sportBH aantrek. Het duiken ging niet door om moverende redenen. Hij besluit met me mee te gaan.
Ik twijfel wat ik aan zal doen. Het is buiten een graad of vier. Dat is minstens tien graden minder dan vorige week, en het is nog steeds mistig. In elk geval een thermoshirtje maar, en daar overheen iets met lange mouwen. Ik zit nog wel een klein beetje in de ontkenning en in plaats van mijn lange tight pak ik de driekwart, die in mijn geval alsnog net boven mijn sokken uitkomt. Soms is korte beentjes wel handig. Met een zucht pak ik toch ook mijn oorbeschermers maar. De handschoenen laat ik wél liggen. Desnoods verstop ik mijn handen in mijn mouwen. Soms is korte armpjes ook wel handig. Ik ben er klaar voor. Ik wel, mijn hardloophorloge niet. Die geeft keihard lege batterij aan en getuigt daarmee het feit dat ik de hele week nog niks gedaan heb.
Ik leg hem toch maar even snel op de lader, terwijl ik, jawel, een banaan eet en wat water drink. En een beetje wakker probeer te worden. Uitslapen is heerlijk, maar ik word er wel altijd een beetje suf van. Uiteindelijk gaan we dan toch de deur maar uit. Mijn horloge heeft nu een klein beetje batterij, dus ik hoop maar dat het genoeg is voor 5 km. Eenmaal buiten heeft hij wel een klein beetje moeite met het vinden van de satelliet. Niet zo gek natuurlijk, ook hij moet schakelen van New York naar Rotterdam. Dan piept hij: ‘On your mark, get set, Go!’
De eerste stappen zijn stroef. Mijn bovenbenen schieten gelijk in protest. ‘Waar denk jij dat je mee bezig bent!’, krijg ik om mijn oren geslingerd, maar ik besluit ze gewoon te negeren. Los van mijn bovenbenen valt het me verder mee. Na een kilometer is de stroefheid er wel uit en loop ik eigenlijk best lekker. Ik warm in elk geval op, dus de handen komen uit de mouwen en ik stroop ze zelfs een beetje op. Na twee kilometer en uit de wind gaan zelfs de oren af.
We zijn niet de enigen, er lopen veel mensen, sommigen alleen, anderen in groepjes. Misschien wel aan het trainen voor Rotterdam. Net als wij, bedenk ik me. Want hoe je het ook went of keert, New York is klaar, maar het trainen nog lang niet. En Rotterdam staat alweer om de hoek te kijken, het zijn maar 5 maanden. Het herstelloopje van New York is tegelijkertijd het eerste trainingsrondje voor Rotterdam. De eerste 5 km. En ze gaan best snel als we de Maasboulevard alweer oversteken richting ingang van onze flat. En het ging eigenlijk wel helemaal prima. Mijn horloge heeft het nét gered.
Rotterdam Reload. 1 van 64. 5 km. We’re back on track!