“Kijk eens wat vaker in de spiegel van de kapper!” Je kreeg het een aantal jaar geleden regelmatig te horen op de nationale televisie. Voor de meeste vrouwen een heerlijke ochtend of middag ontspanning. Voor mij? Laat ik het zo zeggen, ik loop liever een marathon!
Daar waar ik op de zaak een B.I.T.C.H. kan zijn als ik mijn klauwen weer eens uitsla naar een mannelijke collega in de PMS week, ik op de manege de baas blijf over ieder paard dat ik tussen mijn benen klem, hoe sikkeneurig ook, en ik de wilskracht heb om meer dood dan levend de top van de Kilimanjaro te beklimmen, zodra ik de deur van de kapper binnenstap verander ik in een mak lammetje dat gedwee vrijwillig de slachtbank opstapt.
Waarschijnlijk getraumatiseerd door mijn eerste kapperservaringen eind jaren tachtig. Tot die tijd knipte mijn moeder mijn mooie lange blonde haren, maar er kwam een moment dat ik donkerder begon te worden. Coupe de soleil was de uitkomst, maar ondanks het vertrouwen in mijn moeder, hier moest wel een expert aan te pas komen. De techniek voor Coupe Soleil a.k.a. Highlights bestond in die tijd uit een rubberen badmuts die over je hoofd gezet werd. Om vervolgens met een haaknaald de plukken haar van je hoofdhuid af te schrapen en dwars door de badmuts heen te trekken. Vervolgens kwam er een laag verf over heen en kon je even bijkomen. Wel hopend dat op dat moment de wereld niet aangevallen werd door marsmannetjes want ze zouden je geheid meenemen als één van hun. Als je dat allemaal overleefde kwam de ultieme test. Want die badmuts moest er natuurlijk ook weer afgetrokken worden om de boel weer uit te kunnen wassen. Ieder kappersbezoek kostte me dan ook de helft van mijn haar. Gelukkig heb ik altijd dik haar gehad. Met nadruk op gehad.
Door de jaren heen veranderde de badmuts in strookjes folie tot aan losse streken met een kam. Tot het moment dat ik het zat was en riep: “Doe maar gewoon alles verven.” Met die woorden bezegelde ik mijn lot als lammetje. En dus ga ik tegenwoordig braaf zitten en laat het doek om mijn nek knopen. Om te voorkomen dat ik bloed op mijn kleren krijg zeg maar. Voor het transformeren van de nietszeggende peper en zout kleur naar stralende zonovergoten blonde lokken krijg ik eerst een aanzet op de randen van mijn hoofdhuid. Daarna gaat het bloed van een gewonde alien over de rest van de uitgroei. Ik ben er vroeg bij deze keer, dus in plaats van een landingsbaan voor een Boeing 737 in het midden heb ik nu nog maar een viltstiftstreep. Voor het effect maakt het niks uit. De bovenste twee lagen van mijn hoofdhuid branden net zo makkelijk weg. “Als het prikt moet je het zeggen hoor?” roept de kapster. “Nee hoor, gaat wel”, hoor ik mezelf tussen mijn op elkaar geklemde kaken door mompelen en sluit mijn ogen om ze te beschermen tegen de giftige dampen die mijn oogbollen willen wegvreten.
Vervolgens laten ze me 45 minuten hulpeloos aan mijn lot over, aan mijn stoel gekluisterd en onzichtbaar vastgebonden als Anastasia Steele in de Rode kamer van Pijn, terwijl het alien bloed langzaam aan het oplossen van mijn schedel begint. Inmiddels high van de dampen ben ik ieder besef van tijd kwijt, maar komen ze me dan toch halen voor fase 2. In de volgende stoel worden mijn benen vastgezet en mijn nek gaat in de bankschroef. “Lig je zo goed?” Durf maar eens nee te zeggen als je hulpeloos op je rug ligt en overgeleverd aan de grillen van de kapster die de warmteknop van de waterkraan controleert. We gaan over op de psychologische martelfase. Verlichting wordt geboden als het alienbloed uit je haren gewassen wordt. Tenminste, dat denk je in eerste instantie. “Is het niet te heet?” wordt er met zoetgevooisde stem gevraagd waar het sadisme van afdruipt. Lieverd, als je net op theevisite bent geweest bij Lucifer himself en je hoofd aanvoelt alsof hij een uur in een heteluchtoven heeft gezeten op 220 graden, dan is zelfs ijswater van de Noordpool nog te heet. “Misschien een tikje kouder?” probeer ik voorzichtig. Had ik beter niet kunnen doen. Verbranding door vrieskou is nagenoeg erger dan door hitte.
Het ritueel herhaalt zich als de kapster met kundige vingers de laatste velletjes van mijn hoofdhuid die het schroeiproces overleefd hebben wegmasseert en nog een keer als het masker over de haren heen uitgesmeerd wordt. En natuurlijk ook weer uitgewassen moet worden. De laatste fase bestaat uit knippen en drogen. Voor het knippen wordt mijn hoofd hulpeloos in positie gebracht zodat ze er goed bijkunnen. En net als bij de tandarts hou ik die pose krampachtig vast tot ze zegt dat ik weer mag bewegen. Wat ze nooit doet. Om het af te maken creëert ze nog een knapperig korstje met de hete lucht föhn. Op standje 10, anders krijg je niet die mooie gloed over het haar.
Na 2,5 uur is het dan toch klaar. En het resultaat mag er zijn. Ik zie er weer uit als een jonge godin met zongestraalde dansende blonde lokken en vleugjes gloed van vloeibaar goud. “Nou, ziet er weer mooi uit hé?” Een stralende glimlach vormt zich om mijn lippen, blij dat ik het overleefd heb. Kan het genezingsproces gelijk weer beginnen. Ik heb 6 weken de tijd om een nieuwe hoofdhuid te laten groeien voordat ik weer een rondje in de martelkamer terecht mag. Waarom doet een mens zich dat vrijwillig aan! Ach ja, je weet wat ze zeggen.
Als je haar maar goed zit!