De Dam tot Damloop. Één van de loopjes die je gedaan moet hebben. En ik ben dan ook zo gelukkig dit jaar dat ik een startbewijs bemachtigd heb. 10 engelse mijl oftewel 16 km. Dat past prima in mijn schema voor de Halve van Amsterdam, heb ik al vaak genoeg gelopen en zou dus geen probleem moeten zijn. Tenzij je zwaar geblesseerd aan de start staat.
Tijdens mijn trainingsrondje van drie dagen geleden schoot het na 10km in mijn rechterkuit. Krampje of iets ergers? Misschien een verkeerde beweging gemaakt? Hoe het ook zij, ik kon de laatste 2km naar huis nog wel gewoon doorlopen maar de kuit voelde niet tof aan. Gelukkig had ik drie dagen om het aan te kijken. De dagen erna voelde het als stevige spierpijn, maar veel spannender dan dat was het niet. Toen sloeg het noodlot toe en was mijn kuit wel het laatste waar ik me vandaag zorgen over hoefde te maken.
Want hoe stoer het ook is om de dag voor een wedstrijd zeven bokken van je paard uit te zitten, bij de achtste bok lag ik er toch écht naast en maakte ik hardhandig contact met de niet meegevende zandbodem van de binnenrijbaan. Een trap na met als gevolg een hoefafdruk op mijn linkerkuit maakt het plaatje compleet. Links ja, de ‘goede’ kuit. Maar het probleem zat hem meer in mijn bil, heup en onderrug. Dik, gekneusd en pijnlijk. Ook links, mijn ‘goede’ kant. Een pijn die je niet wil voelen als je de dag erna 16 km moet hobbelen. Opstaan ging niet zonder hulp aan twee kanten en ik had tevens de primeur om voor het eerst van mijn leven flauw te vallen. Na een uurtje was ik geestelijk wel weer helemaal bij, fysiek bewoog ik me alsof er een kudde olifanten over me heen gedenderd waren. Thuis dus insmeren met relaxgel na een bubbelbadsessie. Beetje bijkomen en ‘s avonds met pijn in mijn hart bedenken dat ik maar eens verstandig moest zijn en niet gaan lopen. Ik bood mijn startnummer aan, aan een vriendin, maar die kon niet. Ik zag het als een signaal.
Vandaag wonder boven wonder na een goede nachtrust beweeg ik me al weer een stuk makkelijker. Lopend dan, niet hardlopend. Drie meter testen doet nog steeds erg zeer. Maar misschien als ik wat meer bewogen heb. De start is pas om 14:55, dus er is nog tijd. Ik maak alles klaar, want Frank loopt sowieso, en we rijden vroeg richting Hoorn, waar we eerst langs Frank zijn broer gaan voor een bakkie. Tegen de tijd dat we omkleden en richting Zaandam rijden voor de pendelbus richting de start in Amsterdam, heb ik besloten in elk geval aan de start te gaan staan en van daar uit verder te kijken. Ik heb wel een troef achter de hand in de vorm van een pijnstiller. Om me op weg te helpen. Als het écht niet gaat stap ik er uit.
Ik hoor alle stemmen in mijn hoofd van iedereen die iets met hardlopen vandoen heeft. ‘Doe het niet’, ‘Het is het niet waard, straks ben je verder van huis’, ‘Wees niet zo eigenwijs’ ‘Dit is onverantwoord’ en alle varianten er op. Frank is verstandiger, die kent me langer dan vandaag. Na de tassen afgegeven te hebben en de laatste pitstop lopen we naar de startvakken en nemen we afscheid, hij staat in een eerder vak en start ook 10 minuten eerder. Gelukkig sta ik vooraan in mijn vak, en kan een hoop mensen voorbij laten gaan straks voordat ik de laatste ben. Om 14:45 voel ik mijn pijn verdoven. De pijnstiller doet zijn werk en ik kan gaan lopen.
Het parcours start bijna direct door de Ij-tunnel, dus die heb ik vast te pakken. Ik heb tijdens de marathontraining ooit met een zeer pijnlijke rug 18 km gelopen en toen opgedeeld in drie stukken van 6 km. Nu pak ik nóg kleinere stukjes. De twee van de Ij-tunnel, de vijf, de zes bij het eerste controlepunt, de acht van de helft, de tien voor het mooie ronde getal, de twaalf van afgelopen donderdag, de dertien van ook een mooi getal, de vijftien van een Bruggenloop en de finish op zestien. Langs het parcours is het enorm gezellig met veel muziek en supporters. Het leidt heerlijk af en ik kom al gauw in mijn ritme, en nog veel belangrijker, in een modus waarin ik mijn pijn gewoon niet voel. Mijn klokje geeft dan ook gewoon een lekkere kleine 10 km/uur aan. Ik weet dat ik hier de komende dagen zwaar voor moet boeten, maar dat is morgen, niet nu.
Tot een kilometer of 10 gaat het eigenlijk wel goed, daarna begint het zwaar te worden en vanaf 11 km moet ik voor elke kilometer vechten. Maar 5 km is te overzien. Bij 13 km bedenk ik me dat ik nog ruim 30 minuten heb voor de laatste drie en het nu ook wandelend zou kunnen halen als mijn rechterkuit toch een beetje begint op te spelen. Op 14 km hoor en voel ik een knal gevolgd door een fikse pijn. Het lijkt wel een klapband en ik kan stante pede niet meer lopen. Het zal me toch niet gebeuren dat ik er nu alsnog uit moet? Ik stuur Frank een berichtje en wandel heel voorzichtig door.
Een halve kilometer verder kan ik strompelend weer een klein beetje hupsen, zolang ik maar niet te veel kracht op mijn kuit zet. Ik denk aan de film ‘De marathon’. Ik voel me net als die mannen en roep dan ook hardop: ‘Dit ga ik [weggecensureerde vloek] gewoon halen!’ De laatste kilometer regent het ‘Zet hem op Saskia, je kan het, nog een klein stukje.’ Ik moet vaker een verbeten gezicht opzetten en strompelen naar de finish. Ik heb nog nooit zo vaak mijn naam gehoord! Maar ik ben dolblij als die rottige finish dan eindelijk in zicht kom en zie Frank er net even voorbij staan. Als hij me ziet duwt hij iedereen opzij om me in zijn armen op te vangen als ik dan eindelijk met één been over die streep huppel. Wie zegt dat je met een gekneusde bil, heup en rug niet kan hardlopen?
Een meter verder verklaar ik mezelf masochistisch, eigenwijs en onbezonnen. What else is new? Je moet wat over hebben voor een plak ijzer. Maar ik heb het gehaald. Kan ik nu verstandig gaan doen. Minstens een week lang mijn wonden likken, niet hardlopen en toch maar een afspraak bij de fysio maken, gewoon voor de zekerheid. En ervoor te zorgen dat ik over drie weken weer topfit ben. Zal ik uit de buurt van wilde paarden blijven.
Harbourrun be ready. Sas is coming your way!