Ik ga op reis en ik neem mee… Mijn hardloopschoenen! Het eerste tasje dat zit ingepakt voor mijn paardrijvakantie. Twijfel over de schoenen, want ik moet er wel drie keer achter elkaar op lopen waarvan één keer minstens 14 km. Mijn mooie nieuwe flitsende geelroze Hoka’s dan maar. Verder natuurlijk een kort broekje, sokken, meerdere sportBH’s en broekjes, tenslotte doe ik die ook aan tijdens het paardrijden, en mijn zwarte shirtje. Die vloekt wat minder bij het roze.
De tas met accessoires is al net zo groot. Oortjes, oplader voor de oortjes, horloge, oplader voor het horloge, en mijn telefoonhouder. Oh, en mijn zonnebril. Oh ja, en niet te vergeten mijn flipbelt en op het laatste moment bijna mijn waxstick laten liggen. Heb ik nu alles? Dacht het wel. Mooi, kan ik nu de rest van mijn spullen pakken. Te weten paardrijdspullen. Andere sport, zelfde ritueel. Er blijft net genoeg ruimte in de koffer over om ook nog iets van een normaal kledingstuk in te gooien. Alhoewel normaal. Valt een joggingbroek nu wel of niet onder sportkleding?
Enfin, we zitten in Frankrijk, midden in de Bourgogne. Dat betekent idyllische taferelen van zonovergoten akkers, prachtige feeërieke bossen en semi-onverharde paadjes. Als je goed kijkt zie je links en rechts de reetjes wegspringen, vind je een (paas)haas op je pad, schiet er een vos voor je voeten weg en cirkelt er een roofvogel sierlijk boven je hoofd. Het zonnetje maakt een aangename temperatuur, je hoort de vogeltjes fluiten. Halverwege je rondje kom je door een oud frans dorpje met een prachtig kasteel. De dorpelingen knikken je vriendelijk toe als je voorbij komt rennen of zwaaien vanuit hun auto naar je terwijl ze vaart minderen in het voorbij gaan. Kortom, het is 200% genieten en het lopen is meer ontspanning dan inspanning. Tenminste, zo staat het in de brochure.
In werkelijkheid loop ik de oprijlaan af die exact een kilometer lang is. Ik kijk omhoog en zie niks, ik kijk opzij en zie niks, ik kijk voor mijn voeten en zie asfalt met kiezels. Het is groen, dat dan weer wel. Wuivende grassprieten in volle bloei waar ik sinds mijn dertiende zwaar allergisch voor ben. Maar niks geen leuke beestjes die mijn pad verblijden. Waarschijnlijk heb ik ze met mijn harde niezen allemaal weggejaagd. Met uitzondering van een enorme zwerm vliegen die op mijn bezweette lijf afkomen en irritant om me heen brommen. Want de zon brandt genadeloos op mijn hoofd waardoor ik na 300 meter al drijf en uitgedroogd ben. En ik heb dan wel een paardenstaart, maar slaag er niet in om ze daarmee van me af te slaan. Toch maar eens aan de paarden vragen hoe ze dat doen. Aan het eind van de oprijlaan moet ik een stukje langs de weg voordat ik in het dorp ben. De automobilisten scheuren met 100 km per uur voorbij daar waar je eigenlijk maar 45 mag, me een hartverzakking bezorgend omdat ze het nodig vinden om mij te laten weten dat ik daar gevaarlijk loop, getuige het luide toeteren in het voorbij gaan. Het gevloek hoor ik niet, maar lees ik af aan de gezichten.
Eenmaal in het dorp aangekomen is er geen levende ziel te bekennen. Alleen een oud mannetje dat me met argusogen aankijkt en aan de boze blik in zijn ogen leid ik af dat hij het maar niks vindt dat ik daar loop te rennen. Wat denkt dat blonde buitenlandse wijf wel, om zo maar de rust in het dorp te komen verstoren? Ik loop maar gauw door tot aan het hek van het kasteel om een fotootje te maken. Daar krijg ik de kans niet toe. Een gevaarlijk uitziende hond begint te blaffen, en aan de toon te horen niet omdat hij het leuk vindt om me te zien, maar om er voor te zorgen dat ik daar zo gauw mogelijk weer verdwijn. Wat ik dan ook maar doe. Kan ik vast oefenen voor die andere boze blaffende honden die ik tegenkom en me weg proberen te jagen omdat ik brutaliteit opbreng om op hun terrein te lopen. Dacht ik toch dat het openbare weg was.
Dorp uit is stijle heuvel af. Maar iedere loper weet, ‘what goes down, must come up’! En dus gaat die stijle heuvel net zo goed weer omhoog wil ik uiteindelijk terug naar mijn startpunt komen. Ik voel mijn kuiten kraken en voelde ik me nog enigszins schuldig dat ik maandag mijn oefeningen niet gedaan had, wordt dat nu ruimschoots goedgemaakt. Eindelijk kom ik op het onverharde paadje terug naar de boerderij. Ondanks de brandende zon is het drassig en modderig, want vannacht heeft het wél geregend. Ik glij dan ook regelmatig weg en binnen drie seconden zijn mijn mooie nieuwe flitsende geelroze Hoka’s verkleurd naar iets bruins met zwarte spikkels. En ze zijn nu zeker niet nieuw meer.
Maar de laatste heuvel dient zich uiteindelijk toch aan. De boerderij waar we verblijven ligt op de top. En daar wacht mij een douche, een ontbijtje van vers frans stokbrood met eigen geteelde honing en een glaasje grapefruitsap, en de rest van de dag een biologische lunch van sla met iets van pasta, een kaasplank met 10 verschillende franse kazen, een drie-uurs rit op een paard, biologisch avondeten met quiche, eigen geslacht vlees, nog een keer de kaasplank en zelfgemaakte chocolademousse. Als laatste een korte avondwandeling en daarna lekker slapen.
Is dat nu wat ze bedoelen met lopen als een god in Frankrijk?