Zondagochtend, Limburg, en we gaan een rondje rennen. Frank, Gaston en ondergetekende. Een rondje met uitdagingen. Zeven uitdagingen om exact te zijn. De eerste uitdaging is het überhaupt vroeg uit je bed rollen, je kleding aan te trekken en te gaan, na de uitgebreide BBQ van gisteravond. Het eerste slachtoffer sneuvelt hier gelijk al. Frank is namelijk zijn hardloopschoenen vergeten en kan niet mee. Dat wordt wat straks in New York. En dus zullen Gaston en ik de klus moeten klaren.
Samen gaan we op weg, na Frank een schop in tegengestelde richting te hebben gegeven. Die moet maar een stukje gaan wandelen om zijn ontbijt te verdienen. Ik krijg nog wel de opmerkingen mee: ‘Geen Pokemons vangen hé? Gewoon lopen.’ Vooruit dan maar.
We krijgen gelijk uitdaging twee en drie. Een kilometer redelijk stijl omhoog. Heuveltraining noemen ze dat. Goed voor New York. Mijn kuiten weten niet wat ze overkomt en ik maak gelijk twee goede voornemens. Meer kuiten trainen en toch écht weer een paar kilo afvallen voor eind oktober. Daarboven op moeten we over boomstronken springen, losse keien, geultjes en af en toe wat modder. Heuveltraining, trailrunning en obstaclerunning in één. Het lijken de Hamsterweken wel. Drie voor de prijs van een.
Eenmaal boven verwacht ik een mooi uitzicht, maar we zijn op een plateau met een akker en ik zie niks. ‘Straks’, wordt me beloofd. De kuitjes komen weer een beetje bij. Dat moet ook wel want we krijgen gelijk uitdaging vier. Een smal paadje langs de akker, waar de doornige struiken en brandnetels weelderig bloeien en ons het leven zuur proberen te maken door niet alleen langs het pad, maar ook kruislings over het pad te groeien. ‘In de groeirichting van de brandnetel mee lopen’, roept Gaston vrolijk. Grapjas, ze groeien alle richtingen op. Zigzaggen, springen, armen omhoog en op hoop van zegen dan maar. Het mag niet baten. Ik word drie keer geraakt. Maar we zijn een bikkel en lopen gewoon door.
Dan krijgen we een beetje rust via het bospad en kan ik een beetje bijkomen. Maar niet voor lang, want uitdaging vijf ligt alweer op de loer. Heuvel op is zwaar, maar heuvel af is nog veel zwaarder. En vooral goed kijken waar je loopt. So much for rechtop lopen en naar de horizon kijken. Als we zonder kleerscheuren beneden zijn buigt Gaston zich over uitdaging zes, terwijl ik gauw wat water drink en een hap koek wegslik. Moeten we links of moeten we rechts? Na even dubben wordt het rechts.
Richting uitdaging zeven. De dondervliegen. We rennen door meerdere zwermen piepkleine vliegjes die me proberen te verstikken door in alle open gaatjes van mijn lichaam te kruipen. Gelukkig was ik voorbereid, zij het voor iets anders, en zet mijn zonnebril op ter bescherming. Voor mijn mond heb ik helaas niks bij me, dus er zit niks anders op dan bij tijd en wijlen mijn adem in te houden.
Als we ook deze hindernis overwonnen hebben kunnen we richting huis, waar we de laatste kilometers nog even een kleine herhaling krijgen van alle uitdagingen die we gehad hebben. Stukje op, stukje af, een verkeerd dorp dat godszijdank geen invloed heeft op de route, nog wat brandnetels, een beetje modder en kiezels, een wei met lama’s langs de route met geen enkele link naar dit verhaal maar wel leuk om te vertellen en nog wat vliegen. Appeltje eitje. Precies 10,5 km later, volgens schema, staan we weer voor de deur, waar ons de grootste uitdaging van allemaal staat te wachten.
Zondagochtend ontbijt, met een vers sapje, gekookt eitje, croissantje en een broodje gerookte zalm. Wat is dat hardlopen toch zwaar. Prettige zondag!