Foodfobia

Eten. De grootste liefde in mijn leven. Na Frank. Of misschien wel op gelijke voet. De zoetsappige smaak van vers fruit. De watertandende geur van versgebakken brood en croissantjes. De overheerlijke sensatie van een perfect gebakken biefstuk. De verkoelende werking van ijs op een snikhete dag. Het krakende geluid van een handje paprikachips. En zo kan ik nog uren doorgaan.

Mijn relatie met eten is al eeuwen oud. Als kind lustte ik bijna alles. Alleen groenten waren niet mijn favoriet, met name andijvie. Al helemaal als ik die koud had laten worden en mijn vader er toch écht op stond dat ik mijn portie alsnog op zou eten. Diezelfde vader maakte overigens altijd ontzettend lief mijn ontbijt klaar. Boterhammen met hagelslag, met speculaas of met ontbijtkoek. En ja, dat deden we vroeger op ons brood ja. Hoe dan ook, bordje leeg was het devies. Meestal had ik daar echter geen moeite mee. Macaroni met kaas? Heerlijk, en als mijn nichtje bij ons logeerde, die niet van kaas hield, at ik haar bord ook gewoon leeg. Ik lustte zelf toen ook nog geen kaas, behalve als het gesmolten was. Of in de vorm van marsepein. Heel flauw van Sinterklaas om juist die in mijn schoen te doen.

Vervolgens ontwikkelde ik een snoepverslaving. Vooral met de smaak citroen. Dextro Energie Citroen en Napoleonsnoepjes waren dan ook favoriet, alsmede citroenijs. Maar eigenlijk ging alles wat zoet was en bij de drogist of kruidenier verkrijgbaar was er wel in. De kruidenier had bij de kassa een bord waar alle soorten snoep op vastgeprikt zaten, en dan kon je aanwijzen wat je wilde hebben. Daar heb ik jaren later nog regelmatig over gedroomd, over dat paneel. Ik roofde de binnenzakken van mijn vader leeg (sorry pap), die in elk colbertje wel wat losgeld had zitten, en als dat niet ging graaide ik in de portemonnee van mijn moeder (sorry mam), en een heel enkele keer stopte ik ook gewoon wat bij de drogist in mijn onderbroek (sorry drogist), als ik maar aan mijn suikerbehoefte kon voldoen. Pas toen ik gesnapt werd realiseerde ik me waar ik mee bezig was en ben er mee gestopt.

Voor mijn eet- en snoepzucht maakte dat echter niks uit. Die ging onverminderd door. Mijn zus kon mij niet kwader krijgen dan het zorgvuldig tot het laatst bewaarde lekkerste hapje op te eten met de opmerking: ‘Oh, lust je dat niet?’. Of door een hapje te vragen van iets, en dan alles in één keer op te eten. Wat dat betreft was ik net Garfield. Kom niet aan mijn eten, want dan kom je aan mij. Getuige een voorval met een bakje appelmoes wat geleid heeft tot één van de weinige échte ruzies die Frank en ik in de afgelopen 14 jaar gehad hebben. Ik had een actief leven, speelde graag buiten, en toen ik de leeftijd er voor kreeg ging ik dansen in de discotheek, waardoor ik niet echt dik werd. Een beetje mollig, maar dat was dan ook alles. Roken hielp overigens ook mee. Het ging pas mis toen ik én stopte met roken én stopte met uitgaan omdat ik na mijn studie in een werkend leven terecht kwam. 5 kg, 10 kg, 15 kg, en op mijn hoogtepunt tot ruim 20 kg. En dat voor een meisje van 1,63 m.

Ik schrapte systematisch snoep en suiker uit mijn leven. Ik ging zelfs Cola light drinken. 13 kg in één jaar tijd, en toen vond ik mezelf weer acceptabel. Dat duurde niet lang, want zodra ik weer ging snoepen en eten, kwam ik ook weer aan. Gelukkig niet in hetzelfde rappe tempo, maar wel de gevreesde kilo per jaar. Dus 10 jaar later was ik ook weer 10 kilo verder. Niet zo ontploft, maar wel net zo zwaar. Ik ging hardlopen, maar at het er net zo makkelijk weer bij. Tenslotte mocht ik een zak M&M’s als ik 10 km had gelopen, toch? Toen kwam de marathon. En berekende ik dat 5 kg minder meesjouwen toch wel erg prettig zou zijn. De suiker ging weer in de ban en ik viel 7 kg af. Ik liep een goede marathon.

Uiteraard mocht ik daarna weer snoepen, dat had ik inmiddels wel verdiend vond ik. En ik liep nog steeds hard. Begon te trainen voor de volgende marathon. Kreeg wat blessures. Kwam weer wat kilo aan. En liep opnieuw de marathon, zij het iets zwaarder, en daardoor was het ook zwaarder. Langzamer ook. 3 minuten, maar toch. Gelijk door met trainen, want de derde marathon diende zich aan. New York dit keer. Het gewicht leek stabiel, maar de weegschaal schoot toch elke keer een beetje verder uit naar boven. Spieren! Van de krachttraining in de sportschool. Dat ik toch weer aan de chips, M&M’s en Tony Chocolonely’s zat had daar natuurlijk niks mee te maken. Of toch wel?

En dan komt de Weight Watchers om de hoek kijken. En slaat mijn verslaving om in fobie. Want alles wat je eet kost punten. En je krijgt maar een beperkt budget per dag. Ik word teruggeworpen naar mijn puberbestaan waarbij ik zakgeld kreeg. Natuurlijk ga ik cold turkey, en krijg het minimaal aantal punten, zowel per dag als per weekextraatje. Dat wordt rekenen. En rekenen. En rekenen. En ervaar ik voor het eerst in mijn leven wat het betekent om een gat in je hand te hebben. Want ik heb altijd goed met geld om kunnen gaan, maar niet met eten. Er zit niets anders op. Ik moet bijverdienen. Gelukkig helpt het hardlopen daar bij. Maar het is hard werken voor een paar miezerige rotpunten. Zuinig leven is het geworden. En bij alles wat ik zie aan voedsel denken: ‘Hoeveel punten kost dat?’ Ieder puntje omdraaien om rond te komen. Wat structureel mislukt. Ik eet op te grote voet. Ik durf dan ook bijna niks meer te eten. Niet alleen suiker is dit keer in de ban, maar ook de snacks en nootjes. Als ik er alleen maar aan denk begin ik al te bibberen en te beven. Laat staan de vette patat met mayonaise of gehaktbal met satésaus waar de rillingen van over mijn rug lopen. Zelfs voor de broodjes gesmolten kaas uit de oven heb ik tegenwoordige panische angst en loop ik met een grote boog voorbij. Van gebakken eieren met spek breekt het zweet me uit, van moorkoppen ga ik hyperventileren en mijn benen weigeren het pad in te gaan waar de blikjes Fernandes staan. Dat ene schuimpje bekijk ik met argusogen en het suikerhartje wat een collega laatst op mijn bureau legde deed me opspringen uit mijn stoel en heb ik met minimale aanraking zo snel mogelijk teruggelegd waar het vandaan kwam. Gezien de omvang had me die toch tenminste drie punten gekost.

En zo is maar weer eens bewezen dat de grens tussen liefde en haat heel erg dicht bij elkaar ligt. Maar ik heb hoop. Want ik weet ook dat als de balans helemaal links ligt, er een moment komt dat je het roer omgooit. Meestal slaat de balans dan eerst door naar de andere kant, om uiteindelijk ergens in het midden uit te komen. En als het dan zover is, dan ga ik terug naar die collega om alsnog dat suikerhartje op te eten. Want het is met liefde aangeboden en dan dien je het met liefde aan te nemen. Van foodlove naar foodfobia. Om uiteindelijk uit komen op ‘Just food.’

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *