En dan ineens is hij daar weer. Het laatste wedstrijdje voor de marathon, de ronde van Park 16Hoven. En het wordt een rondje met een paar kanttekeningen. Want niet alleen is het een soort generale repetitie voor het verzamelen van de Rotterdam Marathon Deelnemers, maar ook op het advies van Jan, onze trainer(t) voor New York, om een week voor de marathon een 10 km te lopen op je max. Even de beentjes helemaal leeg lopen, zodat je de week erna ze weer vol kan zuigen.
En mijn max, daar gaat het om. Want met de resultaten van de afgelopen langere afstanden én mijn trainingen is het de grote vraag wat mijn max tegenwoordig is. En op die vraag kan ik nog geen antwoord geven, net zo min als op de vraag wat mijn maat nu is. Tijd voor een nulmeting dus.
Het belooft weer een prachtige dag te worden, waarbij Frank dan ook verbaast opmerkt dat ik in een driekwart broek ga lopen en niet in mijn shorts. Maar ja, mijn driekwart is leuk, en mijn shorts zijn toch een tikje te groot. Een bijeffect van het afvallen. Ik ben een stuk ijdeler geworden. Nooit meer in saai zwart op een wedstrijd. De nieuwe gekleurde shorts zijn onderweg, die mogen volgende week.
Als ontbijt geen uitgebreide pannenkoeken dit keer. Het is tenslotte ‘maar’ 10 km. Frank behelpt zich met een broodje pindakaas en een banaan, en ik eet twee misbaksels van banaan met ei, die toch een beetje voor pannenkoeken door moeten gaan. Het smaakt er niet minder door. Om klokslag 10 uur rijden we weg en binnen een kwartier zijn we op plaats van bestemming. Het voelt raar, geen zware sporttas met extra kleding, geen zakken vol gelletjes en ander voedsel en geen dikke jassen of truien. Gewoon een vestje en voor de rest datgene waar we in gaan lopen. Soms is het wel relaxt, een wedstrijd in de buurt en mooi weer.
De hele meute is er al en het is een gezellige drukte van jewelste. Het groen is goed vertegenwoordigd, en na drie keer -sommigedingenveranderennooit- plassen krijgen we Evert Buitendijk zover dat hij een gave groepsfoto maakt. Dan is het tijd om een stukje te gaan rennen. De meesten gokken op een PR, en ook ik vind dat het er in zit. Meestal ben ik wat voorzichtig, maar ik kan nu eenmaal niet ontkennen dat als ik dat niet haal vandaag, ik gewoon mijn best niet heb gedaan.
Na het startschot schiet ik weg. Veel te snel weer natuurlijk, ook dat zal nooit veranderen. Maar ik kan het wederom niet helpen, ik voel me opgefokt en het is nog niet zo warm. Na een kilometer of twee haalt Frank me ineens in, met de mededeling dat ik te snel ga. Blijkbaar is hij veel later over de start gegaan dan ik. Ik probeer wat in te houden, wat slecht lukt. Bij de waterpost grijp ik een bekertje maar loop wel door. Het lukt me om drie slokken binnen te krijgen. Er staat een klein beetje wind en in de schaduw van de bomen is het wel te doen. Als ik even later door de woonwijk ren voel ik de temperatuur toch wel een beetje oplopen.
Dan gelukkig over het bruggetje en richting de finish, waar ik helaas nog niet door mag lopen maar moet keren voor het tweede rondje. Ik mag wel weer gaan aftellen. Opnieuw door het bos, met de schaduw en het briesje. Ook duw ik een halve powerbar die ik nog over had van vorige week in mijn holle kies, want ik gier van de honger. Die valt in een enorme black hole terwijl mijn maag vacuüm trekt. Jezus, wat heb ik een honger! Hongerklop, alleen dan niet met een moker maar met een sloopkogel. Het enige wat een beetje helpt om het te negeren is de Terminatorknop.
Dan zie ik rond de 7,5 km tot mijn stomme verbazing ineens een bekend petje zo’n 100 meter voor me lopen. ‘Dat kan niet’, denk ik bij mezelf, maar als ik goed kijk is het toch waar. Het is Frank. Hij is zich van geen kwaad bewust als ik hem als haas uitpik en blijf de komende 2 km gestaag achter hem lopen. Weer door de woonwijk en als we die weer uit rennen bij de laatste 500 meter voer ik het tempo een klein beetje op om bij hem te komen. Het plan is, als het lukt, om hem in te halen en dan een beetje te plagen.
In de laatste bocht staat Rob die me aanmoedigt, en dan kijkt Frank ongelovig om. Hij heeft ineens in de gaten dat ik vlak achter hem zit en roept heel hard: ‘Nee?!’ terwijl ik terugschreeuw dat hij door moet lopen omdat ik hem anders inhaal. Hij verhoogt het tempo en ik probeer mee te gaan, maar ik loop al op mijn top dus inhalen zit er niet meer in. Nét niet, want we finishen met ongeveer een meter verschil. Bovendien was hij later gestart, dus zijn nettotijd is sowieso beter. Maar dat maakt de pret van de achtervolging er niet minder op.
Na uitgehijgd te zijn lopen we naar de finish om de anderen binnen te halen. Als laatste pikken we Anita zo’n 50 meter voor de finish op, en met de hele groep achter haar lopen we het laatste stukje met haar mee. De absolute uiting van het never walk alone principe. En het helpt, want bijna iedereen heeft een PR gelopen, ook Anita.
Eenmaal thuis bekijk ik de resultaten. Voor een nulmeting ligt de lat inmiddels hoog, met een tijd van 52:49 en een gemiddelde snelheid van 11,3 (!) km p/u. Ik kan het bijna niet geloven. Misschien moet ik vaker de dagen ervoor cheesecake eten. Maar waar ik nog het meest trots op ben is dat ik in het totale klassement voor de vrouwen op 10 km van 98 op de 20ste plaats sta. Wow, dat zal niet snel meer voorkomen. Eentje om in te lijsten.
Nog een week, en dan gaan we dat pleurisend weer lopen. Ik kijk er naar uit, ik heb er zin in. Er kan nog van alles misgaan, maar fitter dan nu heb ik me nog nooit gevoeld. Ik blijf voorzichtig, je weet tenslotte nooit hoe het gaat lopen, maar op weg naar huis zorg ik toch vast voor een kleine beloning als ik zondag klaar ben met lopen. Thuis berg ik hem voorzichtig op, die komt pas weer te voorschijn als die plak om mijn nek hangt. En mocht het om wat voor reden dan ook tóch niet lukken, dan zal die zak paprikachips vast ook als troost dienst kunnen doen.
CU @ de Coolsingel!