We zijn bij les drie aangekomen. En één ding is me wel duidelijk geworden. Techniek is enorm belangrijk voor zowel snelheid als blessurepreventie, maar vaak een ondergeschoven kindje. Hmmm, guilty as charged. Techniek is nu net het enige onderdeel in hardlopen waar ik zonder moeite op bezuinigd heb. Want ik ben lui, en goed technisch lopen vind ik vermoeiend. Maar goed, als ik mee wil doen met de grote jongens en meisjes en nog wat wil schaven aan mijn snelheid, zal ik dat toch via de techniek moeten doen. Tenminste, nóg 18 kilo afvallen om sneller te worden begint nu toch wel een beetje een uitdaging te worden vrees ik.
We gaan twee complete theorielessen wijden aan het trainen van techniek. Les drie over de techniek zelf, en les vier over het aanleren ervan. Want ook dat is niet zo eenvoudig. De huiswerkopdracht van deze week is dan ook, ‘pak een foto van een hardloper, of van jezelf, en noem minstens 5 punten met betrekking tot zijn of haar techniek. Benoem ook of deze punten goed of fout zijn.’ En dat is nog best lastig.
Als we in de les wat voorbeelden bespreken en hoe die foto voor de opdracht er dan uit moet zien roep ik met ingehouden trots dat ik vorige week foto’s van Patrick Kwist gemaakt heb tijdens de Ronde van Katendrecht en vraag of ik die mag gebruiken. Ik maak me op voor de bewonderende blikken en de ‘Oooh’s en ‘Aaah’s’. Ze blijven uit en terwijl ik de kring rondkijk zie ik alleen vragende gezichten. ‘Die kennen jullie toch wel?’, vraag ik tegen beter weten in. Er wordt wat schaapachtig gelachen. Nooit van gehoord. Ik vestig mijn laatste hoop op Dave als ik hem smekend vraag: ‘Jij kent Patrick Kwist toch wel?’ ‘Nederlands kampioen hardlopen op de 10 km, 15 km?’, voeg ik er nog zachtjes aan toe. Maar ook bij Dave blijft enige vorm van herkenning uit, er gaat niet eens een lucifertje branden. Even ben ik teleurgesteld, maar dan realiseer ik me dat ik de 020 filter vergeten ben die alles blokt wat uit 010 komt. Gelukkig, het ligt niet aan mij, maar noteer wel in mijn hoofd dat ik maar even met Dave moet bespreken dat ik extra punten verdien in de opleiding omdat ik met een handicap moet werken.
De dagen die er op volgen besluit ik om toch maar wat aan mijn eigen techniek te doen. En ‘en passant’ aan die van anderen. Tijdens het rondje met mijn dinsdagavond loopmaatje geef ik haar een loopaccent mee, zoals we dat noemen. Een klein detail waar je op kan letten om je techniek te verbeteren. In haar geval de arminzet die ze rechts wel doet, maar links niet. Daardoor gaat ze een beetje overroteren in haar bovenlichaam. Ik zie gelijk het resultaat. Ze vindt het lastig om op te focussen, check, maar ze loopt er wel beter door, check. Zelf loop ik op de donderdag een 5 km rondje en let op mijn knie-inzet en ook het beter bewegen van mijn armen. En ook ik vind het lastig om vol te houden, check, maar krijg prompt bij thuiskomt een mailtje van Joep, een medecursist die in Rotterdam werkt, en me net heeft zien lopen langs de Maasboulevard. ‘Mooie variabele armhoek en goeie hielaanslag!’ krijg ik als commentaar. Check. Frank blijft allerminst bespaard van mijn allesziende oog over hoe hij loopt. Dat dat allesziende oog af en toe nog een bril nodig heeft mag de pret niet drukken. Ik ben tenslotte pas bij les drie.
Een van de dames van de opleiding roept dat ze vanaf nu nooit meer normaal kan lopen. Ik antwoord: ‘Ik herken het. Frank ook niet!’ Nu nog zorgen dat hij mijn aanwijzingen over gaat nemen.
Maar ook dat is gewoon een kwestie van techniek!