Het is donker. Dat is het al heel lang. Eigenlijk zo lang als hij zich kan herinneren. Ooit was het wel heel even licht. Aan het begin toen hij net ontstaan was. Ergens vaag in de krochten van zijn geheugen weet hij ook nog wel dat er anderen waren zoals hij. Lagen ze daar met duizenden in een grote bak. Nog maar nauwelijks bekomen van zijn ontstaan hoorde hij hoopvolle en opgewonden stemmen. Waar zouden ze terecht komen? Hoe zou het zijn? Ook hij had grote dromen. Hij wist wat zijn levensdoel was en hij kon bijna niet wachten om die te gaan vervullen. Eigenlijk maakte het hem niet zo veel uit waar, hij zou hoe dan ook vreugde brengen, en dat was wat hij het liefste wilde doen.
Het duurde echter allemaal wat langer dan gedacht. Kan gebeuren, er was nog geen reden tot alarm. Op een gegeven moment hadden ze hem gescheiden van de rest en ergens in gestopt. Dat voelde toen zacht en comfortabel, en dat hij niks meer kon zien nam hij voor lief. Hij dacht toen nog dat het voor een korte periode zou zijn. Hij was op weg naar zijn eindbestemming, en daar had hij wel het een en ander voor over. Dat hoorde er nu eenmaal bij.
Na iets wat leek op een reis, tenminste als hij moest afgaan op het gewiebel en gebonk en de geluiden die hij hoorde, kwam hij weer stil te liggen. Heel even zag hij het daglicht weer. Knipperend met zijn ogen probeerde hij zich aan te passen aan het felle licht. Toen dat eenmaal gebeurd was keek hij om zich heen en verwachtte alle anderen te zien, klaar om hun doel te bereiken. Niets was minder waar. Toen hij naar rechts keek zag hij wel een lotgenoot, maar het was er maar één. Hij begreep er niks van. Waar was de buitenlucht? Waar was het lawaai en de opwinding? Het was akelig stil. Maar misschien had hij het verkeerd begrepen. En zouden hij en die ander alsnog terecht komen op een mooie plek, met veel licht en kleur. En waar anderen waren met wie hij kon praten en ervaringen kon delen. Waar vrolijkheid heerste en bedrijvigheid.
Paniek bekroop hem toen ze hem terug stopten in die donkere plek. De eerste dagen was hij nog hoopvol. Gewoon heel even een tussenpoos. Maar naarmate de tijd vorderde vervloog zijn hoop en kwamen de tranen en de boosheid. Na een tijdje droogden die ook op en kwam de moedeloosheid en de acceptatie. En sindsdien is het niet anders geweest, met geen idee hoeveel tijd er is verstreken. Een week? Een maand? Een jaar? Het voelt in elk geval als een eeuwigheid.
Om de zoveel tijd hoort hij geluiden, stemmen en gestommel. Soms wat beweging. Maar hij is nooit meer uit dat plekje gehaald. Hij heeft geen enkele weet van wat er in de buitenwereld gebeurt. Zelfs niet hoe het met die ander is. Hij weet dat ze samen op die plek zitten, maar gescheiden van elkaar in een soort plastic omhulsel maakt het de communicatie onmogelijk.
En dan is daar ineens beweging! Ze worden verplaatst. De reis is lang en hobbelig, maar nieuwe geluiden dringen door de barrières heen. Het overvalt hem. Hij wordt weer uit die plek gehaald en het plastic wordt verwijderd. Het volle daglicht schijnt fel over zijn hele lichaam. Hij kan het bijna niet verwerken. De kleuren en geuren raken hem als een mokerslag, en hij voelt de frisse lucht. Nog nauwelijks bekomen van deze explosie van sensaties mist hij bijna het moment. Het moment waarop hij uitgevouwen wordt door twee zachte handen. Hij gelooft het niet, dit is een droom waar hij straks weer wreed uit wakker geschud wordt om zich weer op die donkere plek te bevinden. Maar stel dat het wel echt is? Dan moet hij dit moment met volle teugen beleven, en hij besluit dat het niet uitmaakt of het een droom is of niet. De tranen springen in zijn ogen en hij wordt overmand door emoties als hij omgehangen wordt om de nek van een vrouw in hardloopkleding. Wat een prachtige vrouw! Een blonde godin die liefdevol over hem heen strijkt. En dan weet hij instinctief dat het echt is, en geen droom. Hij kijkt om zich heen en ziet dat de ander hetzelfde geluk is bedeeld. Hij hangt bij een atletische man op de borst te prijken. Hij kan nu ook eindelijk de tekst lezen en ziet ‘Afsluitdijk” staan. Dat was dus zijn bestemming! Hij kijkt verder en ziet meer lopers. Nu ook pas ziet hij dat de donkere plek een envelop is. Heeft hij al die tijd in een envelop gezeten? Het kan hem geen ruk meer schelen, eindelijk heeft hij na al die tijd zijn doel kunnen verwezenlijken. Want als medaille word je maar voor één ding gemaakt.
En dat is prijken om de nek van een hardloper die net een enorme prestatie heeft geleverd!