Iedereen die mij kent, kent ook het verhaal. Ik had een hekel aan hardlopen. Nu ben ik verslaafd. Ja, ja, ja, dat weten we nu wel. Ik heb ook een hekel aan fietsen. Nu ik echter geen auto meer heb en het kil en grijs is buiten, is boodschappen doen op de fiets toch efficiënter, sneller en makkelijker dan lopend. Maar waar ik nog het meeste een hekel aan heb, is aan de sportschool. En hoe doeltreffend ook, en hoe goed het doel, ik blijf er een hekel aan hebben.
Maar ja, dat verslavende hardlopen hé? En om dat goed te kunnen blijven doen, ontkom ik er gewoon niet aan om ook aan krachttraining te doen. Dus wandel ik trouw met frisse tegenzin, als ik geen enkel acceptabel excuus heb om het niet te doen, één keer in de week naar de Basic Fit. Om met diezelfde frisse tegenzin mijn zeer overzichtelijke maar ultra-saaie programma af te draaien. En nee, ik kan geen enkele manier bedenken om het minder saai te maken. Maar goed, wat moet dat moet.
Omdat het allemaal zo saai is, probeer ik allerlei manieren om afleiding te zoeken. En de beste afleiding is natuurlijk kijken naar anderen. Omdat ik meestal op dezelfde dag ga, zie je ook vaak dezelfde mensen. De stoere jongens die meer bezig zijn met zo snel mogelijk het zwaarste gewicht kunnen tillen. Met veel gebaar en gekreun pakken ze de 30 kg, eigenlijk net iets te zwaar, maar geen haar op hun hoofd die er aan denkt om een tandje lager te doen. Dan heb je die oudere dame die dikker dan goed voor haar is, en waarschijnlijk door de dokter streng gemaand is om toch écht iets aan sport te doen. Of die magere man die probeert herstellen van die blessure of botbreuk door getrouw drie keer per week zijn oefeningen te doen.
In januari zie je natuurlijk de goede voornemens. Dan is het altijd drukker dan normaal en zie je mensen een beetje verloren staren naar de apparaten, waarbij ze niet zo goed weten wat ze er mee aan moeten. Om waarschijnlijk te veel en te snel te willen doen. Hard zwetend staan ze in hun fonkelnieuwe sportkleding zich uit te sloven, om na drie keer opdrukken met een rood hoofd puffend op de grond neer te vallen. Je ziet de goede voornemens zichtbaar verschrompelen tot een hoopje: ‘Het zal wel, fuck it met de goede voornemens’.
Maar wat mij het meest fascineert zijn de jonge dames met hun mobiele telefoon. Mooi opgemaakt met de meest modieuze legging, hun haar in een kekke staart en de lange nepnagels met felle kleurtjes. Nu heb ik er niks op tegen dat iemand zich mooi maakt voor verschijning in het openbaar. Het is de telefoon die het hem doet. Zittend op één van de apparaten uit mijn circuit, meestal diegene waarmee je je billen traint, zijn ze druk aan het appen, facebooken of Instagrammen. Terwijl ik geduldig wacht tot ze klaar zijn en ik verder kan met mijn oefeningen, gaan de vingers razendsnel over het scherm heen en weer. Volgens mij niet helemaal de oefening die op dat moment aan het lichaam gevraagd wordt, maar goed. Om op een gegeven moment heel even het virtuele gesprek te onderbreken om even snel met de benen heen en weer te gaan. Ik kan er geen patroon in ontdekken als ik maar 7 keer tel. Daarna gaat de aandacht weer direct en onverdeeld terug naar het scherm.
En dan vraag ik me af, wat komen die dames nu eigenlijk doen in de sportschool? Houden ze zichzelf nu gewoon voor de gek en denken ze dat ze écht sportief bezig zijn? Zijn ze app verslaafd en hebben ze het gewoon niet in de gaten? Of gaan ze vreemd en gebruiken ze de sportschool als smoes thuis om ongestoord met hun geheime lover te kunnen appen? Dat hun jaloerse vriend controleert aan de hand van het pasje of ze écht wel naar de sportschool zijn geweest?
Mijn intense ‘schiet-nou-eens-op-ben-je-nog-lang-aan-het-appen’ blik negerend is de dame in kwestie zich nergens van bewust. Maar elke keer als ik net denk ‘en nu ga ik een sarcastische opmerking maken’, besluiten ze dat het klaar is en dartelen door naar het volgende apparaat, om daar neer te fladderen en het ritueel te herhalen. Als een soort afbakenen van territorium. Ik verlies mijn interesse. Het door mij zo felbegeerde apparaat is vrij en ik wil geen seconde langer dan noodzakelijk doorbrengen tussen de oranje martelwerktuigen.
Gelukkig komt ook aan dat uurtje krachttraining een eind. Op weg naar de uitgang kom ik nog een man op leeftijd tegen. ‘Je hebt een goede conditie hé?’, spreekt hij me aan. ‘Uh ja, hoezo?’, vraag ik hem. ‘Nou, ik zag je zo touwtjespringen en dat zag er goed uit’. Oh, ok. Nou ja, denk ik dan maar bij mezelf. Blij dat in elk geval iemand een leuke dag heeft dankzij zijn bezoek aan de sportschool. En terwijl ik de deur uitloop merk ik dat ik een klein stukje gegroeid ben.
Misschien toch eens wat vaker naar de sportschool?