De Larense Manege, in het Gooi op de grens van Bussum en Laren. Vroeger kwam ik hier vaak langs. Net terug uit Spanje heb ik twee en een half jaar in Bussum gewoond. Ik reed toen nog geen paard. De jeugddroom was er wel. Als kind was ik helemaal gek van paarden maar mijn ouders vonden het te gevaarlijk. Dat weerhield mij er niet van om alles van paarden te sparen, de hele dag door te doen alsof ik op een paard zat en soms ook alsof ik er een was, en elk paard dat ik tegenkwam kreeg negen virtuele kusjes. Negen was mijn lievelingsgetal, dus dat waren er nogal wat als we op vrijdag van Den Haag naar Rijpwetering reden voor het weekend en op zondag weer terug voor de schoolweek. Binnendoor kom je dan langs een hoop weilanden. Met paarden.
Ik werd ouder, we verhuisden naar Spanje, ging studeren en kreeg interesse in de disco en jongens, maar de paarden zijn altijd ergens in het achterhoofd blijven hangen. Na mijn studie eenmaal terug in Nederland kocht ik op de vrijmarkt in een opwelling een fluwelen cap. Ik heb hem nooit gedragen want als volwassene was ik mijn kinderlijke gevoel voor avontuur even kwijt. Dus paardrijden was lastig, duur en ‘ik was er toch te oud voor’. Ik verhuisde naar Eindhoven en verhuisde naar Rotterdam. Ik ging werken in Den Haag. En daar kreeg ik een manager die mij leerde dat je nooit ergens te oud voor bent. Als vijftig jarige was hij begonnen met paardrijden en vond het geweldig. Mijn oude jeugddroom laaide op, hij bood me een proefles aan en een paar weken later had ik mijn eerste officiële paardrijles ooit. ‘T is wel een beetje raar, twee en dertig jaar, trillend op mijn benen.’ Een half uurtje op Igor, een koddige maar oh zo brave Fjord, want stiekem vond ik het ook wel best spannend. Geen flauw idee wat ik moest doen maar de instructrice was geduldig. Ik had in mijn leven toen welgeteld vijf keer op een paard gezeten. Ik stapte die dag op de rug van een paard en ben er figuurlijk gesproken nooit meer van afgestapt.
Inmiddels vijftien jaar en de nodige rijlessen, buitenritten, springlessen, valpartijen en paardrijvakanties verder sta ik nu écht voor de deur van de Larense Manege. Om eindelijk de eindeloze heidevelden en bossen uit de omgeving te verkennen. Te paard dan, want wandelend en op de fiets heb ik ze al vaak genoeg gezien. Het voelt als back to my roots en het plaatsen van een overgebleven puzzelstukje.
De ontvangst is vriendelijk en de manege ligt er goed bij. We zijn met een club van 8, de Buitenruiters, waarvan 6 van mijn eigen manege. We hebben eerder met elkaar gereden tijdens een buitenrit en zijn allemaal ervaren ruiters. De indeling is dan ook snel gemaakt en na de uitleg waar we alle spullen kunnen vinden mogen we gelijk aan de slag. Ik mag vandaag op Daantje, een lieve bruine merrie maatje ‘past precies voor Sas’. Het is een stralende zomerdag en de zon brandt fel. Het zal een rustige rit worden. Het plan is ongeveer twee en een half uur rijden, dan stoppen bij een restaurant voor lunch en dan ongeveer anderhalf uur terug. We vertrekken rond half elf.
Als iedereen zit zoals hij zitten moet krijgen we nog een paar aanwijzingen. Sommige paarden kunnen beter wat voorop lopen, de rest van de volgorde is niet zo belangrijk, ze mogen niet eten en absoluut niet inhalen tijdens de galop. Het klinkt bekend. De instructrice pakt ook haar paard en dan gaan we op weg. In het bos valt het mee met de warmte en ik herken min of meer waar we rijden. Als we over de hei rijden zie ik de boom waar ik afgelopen winter nog aan gehangen heb om een foto tijdens het hardlopen te maken. Was ook leuk maar vandaag is nu al beter. Alle paarden zijn heel braaf en mijn merrie heeft fijne gangen. Je kan merken dat ze goed aangereden worden en vaak buitenrijden. Ze zijn niet snel bang en gedragen zich voorbeeldig.
Na een tijdje komen we bij wat ze hier ‘de kuil’ noemen. Letterlijk een zanderige kuil met een helling naar beneden en daarna weer omhoog. We krijgen wat extra instructies voor het naar beneden rijden en mogen daarna in galop weer omhoog. Tenminste dat is het plan. Als we net aangezet hebben merkt de instructrice al gauw op dat boven aan de helling een enthousiaste loslopende hond rondspringt. Helaas voor ons maar ze breekt de galop gelijk af. Veiligheid voor alles en enthousiaste loslopende rondspringende honden kunnen de paarden behoorlijk van slag maken en dat wil niemand. Het geeft niet, er komt nog wel meer gelegenheid voor een lekker galopje.
Die gelegenheid komt inderdaad even later op een lang bospad. Dit is ultiem genieten. Niets heerlijkers dan op de rug van een paard de wind door je haren te voelen met het geluid van paardenhoeven en paardengebries op de achtergrond. Geen enkele twijfel mogelijk. Ook op mijn leeftijd ben ik nog steeds een paardenmeisje. En zo trekken de hei en het bos aan ons voorbij en zelfs een aantal wilde koeien. In stap, in draf en in galop. De omgeving leent zich er perfect voor en door de koelte van de schaduw in het bos hebben we het niet al te warm en ook de paarden lijken er weinig last van te hebben. Het enige wat beter kan is de enorme hoeveelheid stof die zich inmiddels in de diepste groeven van mijn hersenstam begint op te hopen. Ik begin dan ook langzaam visioenen te krijgen van een koele zee Cola Zero met ijsblokjes. Voorzichtig vraag ik hoe ver het nog is tot aan het restaurant. ‘Een half uurtje’ krijg ik te horen, ‘maar als we nog een stukje draven iets korter’. Een stukje draven dan maar.
Het restaurant bevindt zich in Lage Vuursche en de terrasjes zitten vol. We kunnen de paarden kwijt in de stallen van het restaurant. Tenminste allemaal behalve één. De instructrice offert zich op en blijft bij de paarden terwijl wij na het aanbinden en verzorgen ervan naar het restaurant mogen. Een pannenkoek met appel en spek gaat er prima in, na mijn droge keel met minstens drie Cola Zero te hebben afgespoeld. Als iedereen weer een beetje uitgerust is zoeken we een klein uurtje later de paarden en onze instructrice weer op.
Omdat een medeamazone niet helemaal comfortabel heeft gezeten tijdens de heenrit en er mogelijkheid bestaat om te ruilen heb ik Daantje aangeboden. Niet omdat Daantje niet leuk is, integendeel, maar omdat ik weet hoe vervelend het kan zijn als je niet lekker zit en dan nog anderhalf uur moet. Bovendien vind ik het niet erg en eigenlijk ook wel leuk om nog even een ander paard uit te proberen. En zo stap ik nu op Bobbie, een iets grotere ruin. Ik snap gelijk wat ze bedoelt. Bobbie is een stevig paard met grote gangen. Ik zou hem bijna ‘zwaar’ noemen en hij heeft een beetje ondersteuning van zijn ruiter nodig. Maar superfijn ook om te rijden.
De terugweg gaat iets sneller dan de heenweg. Gelukkig maar. De rit is fantastisch maar het stof onder mijn hersenpan vindt snel zijn weg terug naar mijn keel en zo langzamerhand begin ik me ook te realiseren dat ik iets vergeten ben. Iets involving talkpoeder. Over de hei maken we nog een laatste snelle galop en stappen we terug naar de manege. Daar verzorgen we de paarden zoals het hoort, nemen afscheid van ze met een snoepje en een dikke knuffel en als alles weer netjes opgeruimd is blussen we onze dorst op het terras met wat te drinken. Daarna is het toch écht tijd om weer in ons ijzeren paard te stappen en naar huis te rijden. Het was een dag met een gouden randje en een die ik niet snel zal vergeten.
Gelukkig hoef ik vrijdag pas weer een zadel op te zoeken. Dan heb ik vast wel weer een nieuw velletje op mijn billen!