Streber. Ambitieus. Wedijverig. Prestatiegericht. Competitief. Kortom, altijd willen winnen. Of ik er mee geboren ben weet ik niet, maar sinds ik me kan heugen wilde ik als kind altijd al de beste zijn. De ‘Number One’. Daar deed ik dan ook erg mijn best voor. Hard leren voor het hoogste cijfer, proberen de mooiste tekening te maken, sneller rennen dan de rest tijdens de gym en zelfs de stoerste zijn bij de tandarts. Bij spelletjes kon ik dan ook slecht tegen mijn verlies. Dat heb ik nog heel lang meegenomen. Vraag maar aan Frank. Die kan het overigens weinig schelen. Een van zijn betere eigenschappen.
De oplettende lezer merkt dat het in verleden tijd staat. Ergens in mijn dertiger jaren ben ik namelijk een ontwikkelproces doorgelopen om allerlei jeugdtraumas beet te pakken en te verwerken, en werd ik geconfronteerd met het monsterlijke minderwaardigheidscomplex die de basis vormde voor die ambitiedrang. Dat complex inmiddels teruggebracht tot een gezellig huisdier dat ik tegenwoordig redelijk onder controle kan houden, blijft het spel nadat ik verloren heb gewoon heel. Behalve als ik het gevoel heb dat ik alles tegen heb gehad en daardoor geen eerlijke kans om te winnen. Bij Monopoly of zo, als ik door de dobbelstenen alleen maar op ‘Kans’ en ‘Algemeen Fonds’ terecht kom en Frank inmiddels vijf volledige straten heeft opgekocht. Maar dat terzijde.
Desalniettemin vind ik het nog steeds gewoon wel heel erg leuk om te winnen, maar ken ik ook mijn grenzen. Ook wel bepaald door de mate van inspanning die ik er voor moet leveren. Ik kan het niet vaak genoeg benadrukken, ik ben lui. Dus ben ik altijd op zoek naar het wankele evenwicht tussen voldoende input leveren om er relatief gezien het maximale uit te halen. Met spelletjes vol fanatiek er in voor de winst. Kost namelijk weinig moeite. Op mijn werk 200% geven om de goedkeuring van mijn baas te krijgen en die ene collega te zijn waar je altijd op kan rekenen. Kost meer energie maar levert op de lange termijn ook voldoende op. Bij de paardrijproefjes genoeg focus om een winstpunt te halen, en op een goede dag een prijs te halen. Is vaak ook afhankelijk van je paard.
Bij hardloopwedstrijden is het voldoende energie leveren om in elk geval mijn eigen limieten te halen. En af en toe een extraatje als de omstandigheden dermate gunstig zijn dat er iets speciaals in zit. Eindigen in de top tien, een PR halen, nét iets sneller te zijn dan een specifieke ander (al is het maar een seconde), of een hele enkele keer een podium pakken. Tot nu toe vier keer in mijn hardloopcarrière, waarvan een keer eigenlijk ongemerkt.
Vier keer in tien jaar hardlopen. Een eerste plek in mijn categorie, twee tweede plekken in mijn categorie en een tweede plek overall. Wat zegt dat over mijn hardloopcapaciteiten? In feite niet zo veel. Ik heb ooit een grappig filmpje gezien waarin een trotse marathonloper met een niet-loper discussieert over het feit dat hij een medaille heeft gekregen zonder ‘te winnen.’ Een prijs voor het meedoen. Of zoals Frank wel eens zegt: ‘Of ik nou 21.746ste of 21.745ste wordt, dat maakt geen reet uit. Winnen doe ik toch niet.’
En zo is het ook. Met mijn leeftijd en mijn ‘slechts’ tien jaar hardloopervaring is winnen geen discussie. Ik ben wat dat betreft gewoon te laat begonnen. De enige competitie die ik écht aan kan gaan is met mijzelf, maar met het verstrijken van de tijd houdt dat op een gegeven moment ook gewoon op. Daarom kan ik het niet helpen om af en toe te denken, te dromen over hoe snel ik had kunnen zijn als ik op mijn 25ste was begonnen met hardlopen. En of ik meer wedstrijden had kunnen winnen. Niet te lang want dat is zinloos, maar gewoon, heel even.
Voor nu hou ik het maar gewoon op lekker blijven lopen, mezelf blijven uitdagen, af en toe de strijd aan te gaan met Frank en mijn uitdagingen te zoeken in dingen die meer binnen handbereik liggen. Grotere afstanden bijvoorbeeld. Niet dat ik daarmee op een podium beland, maar toch zeker wel het respect van sommigen anderen mee verdien. Een soort virtueel podium. Dat echte podium moeten we verder maar gewoon vergeten. Misschien onverwachts, op een hele goede dag in een gekke bui, maar niet iets waar ik op ga focussen. Alhoewel? Als ik nou straks 80 ben, nog steeds hardloop, gezond ben, en een beetje snelheid in mijn benen weet te houden, word ik misschien, héél misschien, héél héél misschien wel eerste in mijn leeftijdscategorie. Dan wil ik toch echt wel een medaille.
En op het podium!
P.s. Volg je me al op Facebook of Instagram? Klik op de button helemaal onder aan deze pagina…. 🤗