Het voordeel van iets nog nooit gedaan hebben, is dat je niet weet wat je te wachten staat. Voor sommige mensen reden om er niet aan te beginnen, voor mij juist reden om er in te duiken en dan te denken ‘we zien wel’. Eigenschap van de impulsieve spontane en vaak onnadenkende ram. En in mijn geval af en toe ook arrogantie. Zo van ‘dat doe ik wel even’. Uiteindelijk doe ik het meestal ook wel, maar ik zwijg over hoe zwaar ik het dan gehad heb.
Dus toen ik besloot om samen met Frank die 75 km te lopen van de Biesbosch Trail wist ik niet waar ik aan begon. Ik had maximaal 60 km gelopen en omdat dat eigenlijk wel prima ging dacht ik dat het ‘maar’ 15 km verder was. Ik had natuurlijk geen rekening gehouden met de enorme zeikregen die we vanaf 56 km onze pan kregen. We ploeterden, we gingen tien keer dood, we haalden het, we waren blij en opgelucht, we gingen dit nooit meer doen en we waren binnen een week vergeten hoe zwaar het was geweest.
Want wat dat betreft is de menselijke geest een wonderlijk iets. Uitermate goed geprogrammeerd om slechte ervaringen af te zwakken en goede ervaringen op te leuken. Hetzelfde is gebeurd met de 42 km van de Trail des Fantomes. Ergens staat me nog vaag iets bij van kloteheuvels, maar wat was het mooi onderweg, wat hebben we genoten en we waren toch binnen de tijdslimiet binnen?
Geen enkele reden dus om niet in te schrijven voor de 60 km van volgend jaar. En ook niet om een 100 km te gaan doen tijdens mijn verjaardagsweekend. Onder het motto van een 100 km voor je vijftigste! En aangezien we dan tegen die tijd die 100 km al een keer gedaan hebben, kunnen we er in mei nog wel eentje doen. De duivelse uitdaging met als langste afstand 66 km is dan appeltje eitje, toch?
Even terug naar dat menselijke brein. Zoals gezegd uitermate goed geprogrammeerd om slechte ervaringen te blokken. Maar toch ook weer niet helemaal. Want dat ‘niet weten wat je te wachten staat’ geldt natuurlijk alleen voor de eerste keer. Dus omdat je ergens dan wél weet wat je te wachten staat, en ook ergens nog wel weet dat het zwaar was, maakt ook dat je er een beetje tegen op ziet. Dus die 66 km wordt dan misschien toch ook wel een beetje zwaar.
Gelukkig is gedeelde smart halve smart. En als dan blijkt dat er nóg zeven mensen zijn bij wie dat brein een beetje raar doet, valt het misschien toch wel weer mee. Ik heb er bijna zin in. Bijna.
We rijden op vrijdag richting Geldrop en gelukkig was ik de hele dag vrij. Rustig de tijd gehad om mijn spulletjes te pakken. Ter plekke in het grillrestaurant een dikke steak en op tijd naar bed. Om 8:30 staan we bepakt en bezakt in de kou, maar minder koud dan de dag ervoor, op de rest te wachten. Als iedereen eindelijk klaar is nog even een groepsfoto voor het nageslacht en gaan we op pad. De bende van ellende, bestaande uit ondergetekende, Frank, Karin, Olav, Leonie, Wouter, Simone, René en Dennis. Ik laat maar even in het midden waar de term ‘ellende’ voor staat.
Frank heeft een eerder gelopen route van 52 km omgebouwd naar 66 km en op 35 km staat een auto als verzorgingspost. Ze hebben er zin in, en met zin bedoel ik de rest die met een gemiddelde snelheid van ongeveer 10 km per uur de sokken er in zet. Ik weiger en hou mijn eigen tempo aan, niet in de laatste plaats omdat bij stap drie er een krampje in mijn knie schiet. Dat begint goed, not, maar ik moet gewoon langzaam opstarten. Ik ben een spaarlamp. Langzaam warm worden, dan brand ik het langst.
De rest loopt een paar honderd meter voor me en ik voel me een beetje eenzaam en vergeten, aan mijn lot over gelaten. Langzaam slaat dat om in ergernis want de afspraak ‘roep als het te snel gaat’ gaat ook niet meer op omdat ze te ver weg zijn. Bovendien heb ik de eerste 20 km mopperrecht, maar als niemand het kan horen heb ik er niks aan. Een split second wil ik met een pruillip omdraaien en teruglopen maar ik realiseer me dat dat kleine kindertjes gedrag is. Dus gebruik ik het eerstvolgende moment, inmiddels 6 km verder, dat ze even plaspauze houden en ik weer bij kom om mijn volle mopperrecht te benutten en ze tot een langzamer tempo te manen waar netjes gehoor aan gegeven wordt.
Dat in combinatie met dat ik inmiddels al een beetje warm gedraaid ben maakt dat ik nu gewoon bij blijf. Om te horen dat ik niet de enige ben voor wie het starttempo iets te hoog lag. Nou ja, het leed is geleden en we hobbelen gezellig verder. Het landschap is prachtig, het is droog, niet al te koud, kortom, prima loopweer. Een klein zonnetje had het perfect gemaakt maar je moet altijd iets te wensen over houden. We lopen in eerste instantie voornamelijk in bosrijk gebied en al snel zitten we op 10 km waar we de eerste eetpauze houden.
Al snel gaan we de A67 over om 5 km over de Groote Heide te hobbelen. De sfeer zit er goed in, mijn krampje is weggetrokken en naarmate mijn moppertijd wegtikt verbetert mijn loophumeur naar ‘op zich wel lekker lopen’. Nu lopen we de A2 over en hebben we er al een derde opzitten als we bij 20 km bij een meertje onze tweede eetstop hebben. Lekker krentenbolletje er in, fotootje maken en weer door. Ik draag mijn mopperbeurt over aan Leonie die de tweede 20 km mag mopperen. Ik heb het niet meer nodig.
Op 24 km zet ik mijn muziek op. Niet omdat ik niet met de rest wil kletsen maar omdat ik bij de Airborne Freedom Trail definitief besloten heb dat het me enorm helpt met lopen, zo niet dat ik het nodig heb. Zeker op dit soort afstanden. En op de achtergrond zodat ik alles nog hoor is helemaal prima. Zo lopen we naar de 30 km en hoera!, we mogen weer eten, ook al is het nog maar 5 km naar onze verzorgingspost. En dat is mentaal toch wel een mijlpaaltje om naar toe te lopen.
Het is ploeteren die laatste kilometers. De eerste vermoeidheid begint te komen, ik voel mijn voeten en ben blaren aan het kweken, en ik ben niet de enige heb ik het idee. Iedereen is dan ook blij als we op de parkeerplaats zijn en er wordt gretig gegraaid naar de cola, de chips, de zoute sticks en andere versnaperingen die Frank in het krat gegooid heeft. Alles onder een lekker warm dekentje, zeker nu het een beetje miezert, terwijl waterzakken gevuld worden en er een aantal klokjes voor de zekerheid tussendoor een beetje opgeladen worden.
Na een klein half uurtje zetten we de tanden op elkaar, gaan de vesten weer om, de dekentjes terug in de auto en gaan we weer verder. Karin is verstandig en stapt uit. Ze heeft nog geen kilometer lekker gelopen en dan is nóg 30 km best ver. En eerlijk gezegd vind ik het ook nog best ver, maar ja, daar zit dat duivelse in hé? Het starten met lopen is een uitdaging. Ik ben enorm stijf en omdat het eerste stukje van de route nu hobbel op hobbel af is lukt het me ook niet echt om weer een beetje warm te lopen.
Dan komen we eindelijk op het 42 km punt en alsof er een knop omgaat voel ik de endorfines eindelijk mijn lichaam invloeien. De reden waarom ik zo van die langere afstanden hou. De Runners High. Alle pijntjes trekken weg, de muziek vult mijn hoofd en ik voel de burst van energie in mijn borst opwellen en door mijn lijf trekken. Die 66 km gaat helemaal goed komen! En omdat alles in evenwicht is, is dat helaas ongeveer het punt waarop Frank juist erg veel last krijgt van zijn ietsiepietsie overbelaste enkel.
Hij geeft aan dat hij wel uitloopt, maar op eigen tempo en met wandelen tussendoor als dat nodig is en dat de rest maar gewoon door moet lopen. Ik mag met de rest mee, maar geen haar op mijn hoofd die er aan denkt om Frank alleen te laten. Als het een wedstrijd was geweest misschien wel, maar nu niet. Ook Wouter blijft bij ons en de groep splitst zich. Zo schreiden we kilometer voor kilometer voort. Mijn motto ‘aan alles komt een eind, ook aan in dit geval 66 km’, zal ook nu weer waar blijken.
Op 45 km zijn we weer de A2 over terug op de Groote Heide en met wandelen en door dribbelen halen we in elk geval de 50 km. Nog ‘maar’ 16 km en de schemering begint zijn intrede te doen. 2 km later is het toch echt te donker geworden, zeker in het bos, en zijn we blij dat we onze lampjes bij ons hebben. Nou ja, lampjes. Frank en Wouter hebben lampjes, ik heb het equivalent van een waxinelichtje. Dat moest ik nog testen voor de Bello Gallico destijds, dus bij deze gedaan en ongeschikt bevonden. Morgen maar even ‘shoppen’ voor een deugdelijke lamp.
Het tempo gaat er wel nog iets door omlaag maar niet te veel want waarschijnlijk mogen we hier na zonsondergang helemaal niet lopen. Dat wordt inderdaad even later bevestigd en dan begint het ook nog harder te regenen. Mijn voeten doen nu echt zeer, ik voel alle gewrichten van mijn tenen en die blaren groeien met iedere stap. Nu wordt het echt aftellen en ik ben dolblij als de teller onder de 10 km duikt. Nog blijer word ik als we ‘verboden’ gebied verlaten en eerst op een breed zandpad en daarna zelfs op een fietspad komen. Nog 6 km en we kunnen iets meer vaart maken.
Als we vanuit het fietspad weer een bospad op willen zien we mensen met hoofdlampen in de verte. Omdat ook dit een verboden pad is durf ik niet door te lopen, bang dat het boswachters op patrouille zijn, en ik blijf stug langs het fietspad lopen. Frank en Wouter hebben geen andere keus dan achter me aan te komen maar een stuk verder moeten we toch écht naar links, anders komen we niet terug bij het hotel.
Vooruit dan maar, de kust lijkt veilig. Doordat ik voorop doordender missen we een lus en komen waarschijnlijk straks een kilometer te kort maar dat maakt me niet uit, die loop ik dan wel op de parkeerplaats. Dan komen ineens de hoofdlampjes weer in beeld en het blijkt de rest van de groep. Die hebben de lus wél gemaakt maar qua snelheid dus uiteindelijk niet zo heel veel sneller dan wij. Zo kunnen we dan toch nog met elkaar finishen na nog een klein lusje door het bos.
Ongeveer tien uur na vertrek stappen we opgelucht de parkeerplaats weer op. We made it! En als verrassing staan Marek en Maarten, de duivelse bedenkers van de uitdaging, ons op te wachten. Ik doe nog snel een rondje om het meer bij het hotel want als cijferfetisjist moet er natuurlijk wel 66,66 km op de teller staan en niet 66 km en sluit me dan aan bij de rest voor een biertje, in mijn geval een chocomelk. Maar niet te lang want het is al 19:00 en de keuken sluit om 20:00 en niks gaat mij weerhouden van die dikke steak met friet.
Nog geen half uur later zitten we gedoucht aan tafel aan die beloofde steak. Dat verzacht de pijn in mijn voeten en mijn brein begint alle ongemakken al langzaam aan uit mijn geheugen te wissen. Gelukkig maar, want de langste afstand die we nu nog moeten lopen is 42 km, toch ook geen kleintje. En bovendien zou ik anders nooit aan die 100 km beginnen. Als ik de volgende avond met mijn buik vol sushi lekker onder een dekentje tegen Frank aan op de bank zit terwijl ik mijn tanden in een heerlijke oliebol zit voel ik het opkomen.
Ik heb zin in die 100 km!