Mensen hebben vaak de neiging om dieren menselijke eigenschappen toe te kennen. Daar is zelfs een naam voor, antropomorfisme. Zo vinden we katten eigenwijs, denken we dat honden lachen en is mijn paard bij tijd en wijlen chagrijnig. Onzin natuurlijk, een dier laat zich alleen maar leiden door zijn instincten, alhoewel een hond wel heel erg dicht bij mensen kan staan. Andersom doen we het ook. Kijk maar naar de hoeveelheid spreekwoorden die we hebben waar dieren in voor komen. Sluw als een vos, honger als een paard, sterk als een beer, koppig als een stier, moedig als een leeuw, glibberig als een aal. Alhoewel je je kan afvragen of dit in essentie ook niet een vorm van antropomorfisme is. Maar goed. In het Sjamanisme kennen we zelfs het begrip totemdier. Een totemdier is een geestelijk wezen met een dierlijke vorm, dat is toebedeeld aan een specifiek mens.
Mijn innerlijke dieren zijn alledaags aanwezig maar komen toch vooral boven tijdens het hardlopen. Ik heb al vaker gezegd dat ik lui ben. Ik ‘hang’ als een goede luiaard liever op de bank met een zak chips dan dat ik me het zweet uit de naad loop. Maar de wijze uil in mij weet dat dat niet gezond is, dus trek ik er regelmatig op uit voor een stukje lichaamsbeweging. Vooraf aan een loop komt de hamster om de hoek kijken en zorg ik er voor dat ik van alles bij me heb. In elk geval genoeg eten, want stel je voor. En dan gaan we beginnen met lopen.
Als het een wedstrijd is ben ik een heerlijke zenuwachtige jonge hond in het startvak. Heerlijk ronddartelend loop ik als een kip zonder kop van hot naar her. Ook als het startsignaal klinkt stuif ik als die jonge hond altijd lekker enthousiast weg. Luid blaffend en springend met de tong uit mijn bek ga ik er vandoor nog voor dat mijn baas de stok gegooid heeft. Het is altijd maar goed dat het parcours gemarkeerd staat anders zou ik meer dan eens de verkeerde kant op lopen. Gelukkig kom ik meestal na een paar kilometer wel bij zinnen en ga ik het wat rustiger aan doen. In elk geval op een tempo dat bij me past en wat ik vol kan houden. Een lekker drafje om het zo maar te zeggen, maar wel een drafje zoals de dravers op de renbaan. Er komt altijd een moment dat ik het moeilijk krijg in een wedstrijd. Ik noem het de terminatorknop, maar het zou ook mijn innerlijke pitbull kunnen zijn. Ik bijt me vast in een eindtijd en wat er ook gebeurt, ik laat niet los. Als ik dan uiteindelijk over de finish kom ben ik natuurlijk zo trots als een pauw.
Tijdens een lange trail gaat het precies andersom. Wij hebben op de manege een Schwarzwalder rondlopen. Ik noem hem altijd gekscherend ‘Wilde Waldo’ maar voornamelijk ‘die dikke’. Hij kan er niks aan doen want zo is hij nou eenmaal gebouwd, maar als we een buitenrit maken sjokt hij wel altijd onwillig achteraan. Exact hoe ik de eerste 20 km loop. Af en toe een beetje bijdribbelend als de rest op me wacht, maar zodra iedereen weer begint te lopen raak ik gewoon weer achterop. Als ik weer 20 km later helemaal in mijn element zit en een lekker muziekje op dan komt de blije koe die voor het eerst de wei op mag naar boven. Springend en dansend irriteer ik mijn medelopers (lees Frank) die dan meestal op een dood punt zitten tot aan het eind. Na afloop zit ik natuurlijk heerlijk spinnend als een kat die net een muis verorberd heeft aan een colaatje en meestal ook iets te eten.
Zo heb ik een hele ark van Noah tot mijn beschikking om uit te putten als ik aan het hardlopen ben. Voor elk moment het juiste totemdier. Maar er is er een die natuurlijk het allerbelangrijkst is. Een die niet alleen tijdens het hardlopen naar boven komt maar eigenlijk altijd aanwezig is. Een die een ieder die ons kent regelmatig ziet en mee geconfronteerd wordt.
En dat is de apenliefde tussen Frank en mij!