‘Gaan we zondag nog wat lopen?’ vraagt Frank van de week. ‘Tuurlijk schat, verzin maar wat. Utrechtste Heuvelrug of zo.’ Als ik er een dag later over nadenk komt de ‘Highlander’ in me op, een beeld op de Veluwezoom wat ik al vaker voorbij heb zien komen en graag nog eens heen wil voor een foto, waarvan ik overigens eerst dacht dat het een visgraat was. Ik vertel het Frank en die maakt een mooie route van 35 km, gebaseerd op zijn Veluwezoomtrail van een paar weken eerder. ‘Realiseer je je dat het dan écht gaat gebeuren?’ ‘Wat?’ vraag ik want ik heb ik geen flauw idee wat hij bedoelt. ‘Dan lopen we écht weer eens met zijn tweetjes.’
Ook dat zet me aan het denken. De laatste keer dat we alleen met zijn tweetjes een langere afstand liepen was in februari, de Two Rivers, en daarvoor de Berenloop in november. Maar dat was beiden asfalt. Tijdens het trailen gaan er eigenlijk altijd wel mensen mee, of haken onverwachts aan. Geen enkel probleem natuurlijk, alleen maar heel erg gezellig, maar toch anders.
Als je het nu hebt over de term ‘klef stel’ dan hebben wij het niet alleen uitgevonden maar ook verbeterd. Ook al lijkt het soms voor de buitenwereld of we elkaar de strot afbijten, dat is allemaal schijn. Apenliefde noemen we dat, en het is onze manier om ruzies uit te vechten nog voordat het een ruzie wordt. We maken van onze hart geen moordkuil en zijn volledig op elkaar ingespeeld. En die weinige keren dat we wel storing op de communicatielijnen hebben, dan wordt dat gauw genoeg herkend, laten het even rusten en wachten tot de storing voorbij is om het alsnog uit te praten. Voor de rest respecteren we elkaar, zorgen voor elkaar en vertellen elkaar regelmatig hoeveel we van elkaar houden. Ik zei al, ‘klef’ in de overtreffende trap.
Zo’n trailtje met z’n tweeën moet dus geen enkel probleem zijn. We weten wat we aan elkaar hebben. Tijdens het lopen kunnen we hele stukken samen oplopen zonder een woord te zeggen. Soms loopt Frank voorop en hobbel ik er achter aan, soms volgt Frank mij als ik de reutel weer eens in mijn reet heb. Ook kunnen we prima naast elkaar lopen, allebei met onze eigen muziek op. Maar soms hebben we ook hele conversaties. Helemaal als ik weer eens een filosofische overpeinzing of een van de andere belangrijke vragen des levens zijn kant op gooi of á la: ‘Als honden en katten roofdieren zijn, en paarden en herten prooidieren, in welke categorie vallen varkens dan?’ Frank is namelijk mijn wandelende encyclopedie van nutteloze feitjes.
Tijdens het lopen dagen we elkaar uit. Motiveren elkaar om het beste uit onszelf te halen. Als ik aan het begin op gang moet komen helpt de ‘Loop eens een beetje door, het is geen wandeltocht!’ net voldoende voor mij om door te blijven lopen. Net zo goed dat dezelfde uitspraak aan het eind Frank helpt om over zijn dip heen te komen. In beide gevallen lopen we mopperend achter de ander aan maar moeten stiekem toch ook lachen. En als een van de twee het écht moeilijk heeft past de ander zich aan. Samen uit samen thuis, behalve als we zeker weten dat de ander onder de pannen is en de achterblijver de vooruitloper ‘laat gaan’. En anders wachten we op elkaar.
Zoals gezegd zorgen we ook voor elkaar. Zoals vandaag. Als ik aan den lijve ondervindt dat met natte weke handjes en je volle gewicht aan een uitgezaagde metalen rand hangen niet heel erg gezond is voor de huid van de handen plakt Frank in de stromende zeikregen liefdevol een pleister op de wond. Hij weet dan nog niet dat ik gisteren stiekem zijn favoriete biertjes heb gekocht zodat hij straks thuis na de trail bij de Formule 1 op de bank een lekker biertje kan drinken.
Het maakt dan ook niet uit of het bloedje heet is, ijzig koud of het zeikregent. Of we nu door het bos, door het mulle zand of een hoge heuvel op moeten. En welke afstand we dan ook lopen. Samen delen we de ervaring, de pijn, het afzien maar ook de mooie momenten als we op de top van die heuvel staan en het uitzicht bewonderen, of een hert in de verte zien wegspringen. We delen eten en drinken als de ander niet meer heeft, halen de vliegjes uit elkaars ogen en masseren onze pijnlijke schouders of de kramp uit de kuiten.
Binnenkort staan de 60 km met 2800 hoogtemeters van de Trail des Fantomes, de 100 km van de Black Devils, de marathon van Rotterdam en New York en de 80 km van de Bello Gallico nog op het programma. We lopen ze allemaal in elk geval samen, al dan niet met anderen er bij. En als een van de twee onderweg geen been breekt weten we ook dat we de finish gaan halen. Samen.
In mijn hoofd klinkt al de hele dag een liedje.
‘Just the two of us
We can make it if we try
Just the two of us
(Just the two of us)
Just the two of us
Building castles in the sky
Just the two of us
You and I’