Black Devils 100

‘Als je 77 km kan hardlopen, kan je ook 100 km’, is de logische redenatie. Logisch? Misschien niet helemaal, maar hardloperslogica is nou eenmaal ‘anders’. Dus toen we na de Biesbosch Crossing Ultra de uitnodiging van de Trailclub kregen om mee te lopen met de Black Devils 100 hoefde ik niet lang na te denken. Bovendien, speciale loop, uitdaging, medaille, episch shirt, mariniers lopen mee, bla, bla, bla, kortom she said yes! En het verhaal van de Black Devils als zijnde stoere militairen spreekt me enorm aan. Ook ik heb ooit overwogen om het leger in te gaan. Het werd iets anders, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. En mannen in uniform vind ik nou eenmaal ongelooflijk sexy! 

In de meidagen van 1940 viel het Duitse leger ons landje binnen. Tegen de numerieke overmacht van het goed getrainde en met moderne wapens uitgeruste Duitse leger was het zwaar verouderde Nederlandse leger niet bestand. Maar toch, met heldenmoed en strijdlust wisten onze manschappen op veel plekken de aanvallen dagenlang af te slaan. Bij Kornwerderzand op de Afsluitdijk, op de Grebbeberg en bij de Maasbruggen in Rotterdam. 

Het verhaal van de Black Devils 100 begint op 10 mei 1940 als Duitse watervliegtuigen met troepen op de Maas landen in een poging de bruggen over de Maas veilig te stellen. Aangevuld met parachutisten openden ze de aanval op de Nederlandse stellingen. De Duitsers hadden echter één ding over het hoofd gezien. Al sinds 1817 herbergt de Maasstad een garnizoen mariniers. Wanneer de mariniers de tegenaanval inzetten worden de Duitsers teruggedrongen en lijden deze grote verliezen. Of zoals Jules Deelder het verwoordde: ‘Toen wij in de Tweede Wereldoorlog op de Maasbruggen die Duitsers de strot af stonden te bijten…’ Het verhaal gaat dat de Duitsers zo onder de indruk waren van de mariniers in hun donkere jassen en zwartgeverfde gezichten dat ze de standvastige mariniers ‘die schwarzen Teufel’ noemden. 

Vandaag eren we de Zwarte Duivels van Rotterdam en alle andere dappere Nederlands soldaten die in de mei 1940 voor ons gevochten hebben door van de Van Ghentkazerne in Rotterdam, dwars door het Groene Hart, via de Utrechtse Heuvelrug naar het ereveld op de Grebbeberg te rennen. 

Er is maar één ding waar ik vreselijk tegen op zie. 100 km? Moet kunnen. Afzien? Been there, done that. Pijntjes? Hoort erbij. Maar die wekker om 4:00? Ouch, daar ga ik nooit aan wennen. En dit keer is het extra zwaar want we hebben de dag ervoor nog een bruiloft. In Enkhuizen of all places. Het is ook niet dat je zegt naast de deur. We liggen dan ook pas om 0:00 in bed. De nacht is onrustig maar toch slaag ik er in om wat te rusten. Omdat alles klaar ligt hebben we weinig tijd nodig en gelukkig is de Van Ghent kazerne waar we starten voor ons 5 minuten rijden. Soms zit het mee. 

Daar aangekomen is het een gezellig weerzien met deze en gene want er doen toch wel wat bekenden mee. Alhoewel ik gek genoeg best wel wakker ben zit ik toch een beetje in een roes en gaan de vriendschappelijke praatjes een beetje aan me voorbij. Ik trek me automatisch toch een beetje terug in mezelf. Ik trek het speciale shirt aan dat weliswaar een sportshirt is maar toch een kraag en drukknoppen heeft. Het is overduidelijk veel te klein, dit is niks. Ik maak er bij de organisatie een grapje over, stiekem hopend dat ik kan ruilen. Ik heb mazzel, ik kan een maatje groter krijgen. Mijn buik is nog steeds zichtbaar  en de knoopjes staan ook nog steeds enigszins op spanning, maar het kan er net mee door. Ik leer later waar het misgegaan is. De maattabel waar ik op gekeken heb was voor heren, dus heb ik een S besteld, maar dit zijn dames shirts. Dan moet ik minimaal een M hebben, een L in Coronatijd. Worst case kan ik altijd nog mijn eigen shirt aantrekken. We zien wel.

Dan krijgen we een kort praatje van de organisatie, worden de trackers uitgedeeld en is het tijd om naar de ‘start’ te gaan. Alhoewel het nog donker is gooi ik mijn hoofdlampje in mijn dropbag. Het eerste stuk is meer dan bekend en verlicht, en tegen de tijd dat we in onverlichte omgeving komen wordt het al licht. Christiaan telt af en dan is het gaan. Als een grote groep rennen we weg over het asfalt, wat het grootste gedeelte van het parcours zal zijn. De sfeer zit er goed in alsmede het tempo, bijna 10 km per uur. En alhoewel ik dat voor nu prima vind ga ik na het pontje wel mijn eigen tempo lopen heb ik besloten.

Dat pontje komt na 9 km. De groep is inmiddels een beetje gesplitst in twee en de pont vaart net weg met de eerste groep als we aankomen dus moeten we wachten. Hoort er bij en kan ik gelijk wat eten en natuurlijk wat foto’s maken. Aan de overkant staan de mannen van de trailclub ons op te wachten voor een extra cheer. We zijn in Kinderdijk en inderdaad, het wordt nu snel licht. Helaas zit de hemel potdicht met wolken dus geen idyllische zonsopgang met de molens van Kinderdijk op de achtergrond. Toch maak ik weer een paar foto’s ‘ik ben er nou toch’ en eigenlijk kan het niet Hollandser dat dit, inclusief het grijze weer. 

We hebben hier vaker gelopen en de oever en de bruggetjes zijn bekend terrein. Dan draaien we een dijk op en begint mijn persoonlijke hel, zoals ik die in elke lange loop wel een keer heb. Omdat het parcours grotendeels uit asfalt maar ook gedeeltelijk uit onverhard pad bestaat had ik een schoenen dilemma. Trailschoenen met veel profiel, waar je op asfalt slecht kan lopen, of wegschoenen, met in mijn geval nul profiel. Goed voor asfalt, iets meer voor onverhard. Ik heb niks er tussen in. Uiteindelijk maar voor dat laatste gekozen. Maar die dijk! Nat gras, gladder dan glad, nog net geen ijs. Dus bij elke stap glij ik een beetje naar achteren bij de afzet en een klein beetje naar voren bij de landing. Bovendien zijn de graspollen ook nog een beetje ongelijk en sleep ik door het gemaaide gras met iedere stap een halve hooibaal mee. En ik heb het ook nog eens koud want de beloofde zon is in geen velden of wegen te bekennen en er waait een fris windje. Gelukkig duurt dit stuk van het parcours maar 12(!) km. En ik heb toch al zo’n pleurishekel aan graslopen. 

Omdat we nog in de eerste 20 km van de loop zitten mag ik nog uitgebreid mopperen, lees vloeken en tieren, en later leer ik dat het me de bijnaam ‘Graskia’ oplevert. Daar kan ik dan later ook wel weer om lachen. Later, nu even niet. Voor ons loopt een andere stumper die er blijkbaar net zo veel moeite mee heeft als ik. Door de fotostops en een ‘Hansje’ van Frank bij Kinderdijk waren we laatsten maar nu heb ik een nieuw doel. Deze loper inhalen wordt mijn nieuwe missie en het brengt me aan het einde van deze hel. Maar ach, wat heeft me dit veel energie gekost.

Het is nu nog maar 5 km tot aan de eerste verzorgingspost en allemaal asfalt. Daar aangekomen is het een kwestie van wat zouts eten, een Opkikkertje voor het zout en de warmte, water bijvullen en René, die de route gemaakt heeft, zijn nek omdraaien voor de ‘dike from hell’. Gekkigheid natuurlijk en het ergste heb ik gehad wat dat betreft. Ik voel de knoopjes van mijn shirt schuren maar ik kan het verhelpen door mijn broek wat hoger op te trekken. Zo doen we dat. Improviseren of doorbijten. We blijven ongeveer een kwartiertje en vertrekken weer als laatsten. Het pad leidt weer over gras, maar dit keer met een harde ondergrond waardoor ik eigenlijk wel ok kan lopen. Ik heb mijn muziek opgezet en voor ik het in de gaten heb komt de flow er lekker in. Dit is lopen zoals lopen bedoeld is! Misschien nog een beetje vroeg in de wedstrijd maar ach, alles wat ik nu lekker loop is meegenomen en ik geniet er van. 

We halen onze voorganger weer in en even later nog iemand. Zijn we toch niet helemaal laatsten, met name omdat het gat wat we nu slaan en door de indruk die beide lopers geven we het vermoeden hebben dat het permanent is. Zeker van een van hen vraag ik me serieus af of hij de finish gaat halen. De route is oer-Hollands. Dijkjes, slootjes, klompenverkoop en molens, veel molens. Nooit geweten dat er nog zo veel stonden in Nederland. Onderweg vragen mensen ons regelmatig wat we aan het doen zijn en waarvoor. Frank neemt rustig de tijd om het uit te leggen maar we zien aan de gezichten dat ze het maar moeilijk kunnen bevatten. 100 km hardlopen, hoe dan? 

Als we onze eerste marathon er op hebben zitten komen we ook in het eerste dorp aan, Meerkerk. Het voelt raar na kilometers in de middle of nowhere om ineens in de bewoonde wereld te zijn. Het is maar van korte duur want het is welgeteld nog geen kilometer als we er alweer uit zijn. Brug over als we een kleine 4 kilometer langs een dijk in de berm lopen. Oppassen voor het voortrazende verkeer, vooral voor de grote tractoren. De berm bestaat uit half open tegels waar ik normaal gesproken kut op loop, maar die nu gek genoeg een beetje vering geven, dus ik probeer zo veel mogelijk daar op te lopen. 

Zo rond de 50 km lijkt het zowaar alsof de zon heel voorzichtig probeert door te breken. En even later gebeurt dat ook, zo van het een op het andere moment. Het is raar, als we 50 km lopen ben je helemaal daarop gefocust en werk je er echt naar toe. Nu is het gewoon een checkpoint, namelijk halfway. Het point of no return. Ik stuur even een berichtje in onze vriendenapp. Tegen die tijd hebben we een drietal mariniers, te herkennen aan de afwijkende kleur mouwen op het shirt, ingehaald. Wij zijn slechts Nukubu’s. Nutteloze Kut Burgers. Zo leer je nog eens wat. Als we bij een camping komen gaat Frank wat water scoren want hij is bijna leeg en we hebben nog bijna 15 km te gaan. De mariniers komen weer aanlopen en dan blijkt dat we hier ook langs moeten voor de route.

We lopen weer op een stuk gras maar ik heb een lekker nummertje in mijn oren en geef even gas. Dan komen er een aantal kilometers asfalt waar we haasje over spelen met het trio. Het zonnetje schijnt nu lekker en we steken de A27 over, op weg naar de tweede verzorgingspost. Ik kijk er naar uit want ik begin nu wel een beetje moe te worden en er is een blaar aan de binnen zijkant van mijn rechtervoet aan het ontstaan. Die had ik met de Trail des Fantomes, shit-60km-3-weken-geleden-was-ik-nu-al-klaar, ook al en ik was er net vanaf. Bovendien heb ik enorm veel last van mijn nek en schouders. Nog even doorbijten en 5 km is altijd aftellen. Op 62 km scoren we nog even een echt ijsje bij een luxe bakker.

Bij de verzorgingspost nemen we wat langer de tijd. Even zitten en mijn briljante plan in werking stellen, namelijk een bakje Good Noodles met warm (thee) water voor een heerlijke zoute snack. Er zit echter een manco in het plan, namelijk dat het warme water niet zo warm meer is. De noodles worden dus niet zacht en ik probeer het maar als een beetje knisperige chips weg te kauwen. Dat lukt gedeeltelijk. Oortjes tussentijds opladen lukt dan weer wel. Als ik ook nog geplast heb en de veerpont er weer aankomt pakken we gauw onze spullen en gaan weer op weg, een aantal mensen achterlatend. Maar niet nadat Christiaan me geruststelt dat er nu 22 km dijk aan komt naar de volgende, en laatste, post maar ‘geen gras’. 

Op de pont hebben we een loper mee die aangeeft de rest uit te wandelen. We wensen hem succes en gaan op pad. Over de dijk. Een eindeloze dijk. Een dijk met een smalle berm. Een dijk waar je maximaal 60 mag rijden, maar iedereen met 100+ overheen scheurt, auto’s, motoren en tractoren. Een dijk zonder beschutting en waar de zon vrij spel heeft. Maar Christiaan heeft niks gelogen. Het is geen gras. 

We beginnen aan een eindeloos spel van kilometers vreten. Beetje wandelen tot er een leuk nummer komt. Dan rennen tot het nummer afgelopen is of totdat de volgende kilometer klaar is, whatever comes last. En dan weer even wandelen. Daarnaast wisselen Frank en ik elkaar af en trekken ons aan elkaar op. Gaat hij rennen, dan ren ik mee tot ik niet meer kan en andersom. De mannen van de organisatie komen langsrijden. ‘En, is dit beter dan gras?’, vraagt René gekscherend. Ik antwoord dat na 70 km niks meer ok is en hij moet lachen. 

77 km. Nog ‘maar’ 10 tot aan de laatste drankpost. De afstand die we met de Biesbosch liepen. We klokken 11 uur, dezelfde tijd ook. We hebben inmiddels de dijk verlaten om een stuk parallel te lopen. Viaduct met de sluis van het Amsterdam Rijnkanaal over en Wijk van Duurstede in. We komen langs Kasteel Duurstede en daar halen we weer iemand in met een begeleidende fietser die er helemaal doorheen zit. Daar hebben wij tot nu toe geen last van gehad. Tuurlijk, alles doet zeer, we zijn moe, mijn rug ligt open van het schuren van mijn vest op het ietwat stugge shirt maar we lopen eigenlijk altijd wel door. 

Na Wijk bij Duurstede komen we weer op de dijk terecht en begint het spel opnieuw. Rennen, wandelen, liedje of de volgende kilometer afstrepen. En zo werken we ons naar de 86 km. Dan roept Frank. We hadden op het gras moeten lopen en we kunnen het weggetje van de route niet vinden. Er zit niks anders op dan een stukje om te lopen om bij Kasteel Amerongen, en de laatste verzorgingspost te komen. Christiaan constateert dat we van de verkeerde kant komen en grapt dat we gediskwalificeerd worden omdat we de route niet gevolgd hebben. Tenminste ik hoop dat hij grapt. Voor hem dan. Don’t mess with a woman who just ran 87 km! Ik grap iets terug over Facebook en ontvrienden. 

Ik vul water bij en probeer wat te eten maar ik ben in het stadium dat ik weet dat ik moet eten, maar er gewoon geen eten meer in krijg. En dat wil wat zeggen in mijn geval. Ik weet in elk geval dat ik nog niet klaar ben voor die 160 km. Iets drinken dan maar, water met cola. Nog maar 15 km en grotendeels onverhard door het bos. We lopen een klein uurtje achter op het beoogde schema van de organisatie maar er is geen cut off time. Ik wil nu wel door. Zoals Olav zegt, ‘meer pijn dan dat het doen kan het op een gegeven moment niet doen’ dus dan kan je net zo goed doorlopen. Wat zei ik ook alweer over die hardloperslogica? 

Ik heb enorm veel moeite om op te starten. Vooral mijn kuitspieren willen niet meer bewegen en voelen aan als beton. Het is net een sputterende motor, maar na vier keer opstarten slaat hij dan toch protesterend aan. We dribbelen en joggen weer verder want van echt hardlopen is nu geen sprake mee. Frank doet het wat dat betreft beter en loopt voorop. We lopen door het bos nu wat beter is voor mijn gepijnigde voetjes. Dan krijg ik weer datzelfde lekkere nummer en doe ik nog een laatste zwanenzang. Jammer dat dat nummer maar drie minuten duurt. Ik dwing mezelf om een chocolate bar te eten, er moet toch iets van energie in.

Wacht, die moet ik even opnieuw lezen. Ik DWING mezelf om een CHOCOLATE bar te eten. Ja het staat er echt. There is something incredibly wrong with me. Inmiddels hebben we de 90 km aangetikt en mag ik nu écht gaan aftellen. De methode is hetzelfde als op de dijk, alleen duren de wandelpauzes nu nog iets langer. Dan worden we ineens ingehaald door die gast die er helemaal doorheen zat. Vrolijk huppelt hij ons voorbij en roept: ‘Kom op, het is nog maar 10 km.’ Hoe dan? En dan snap ik ineens hoe irritant ik ben als ik op 50 km een runners high heb. Mijn moeder probeert me ook nog te bellen. ‘Sorry mam, ik ben heel even niet aanspreekbaar’. 

91 km, 92 km, 93 km. Ik voel ineens een stekende pijn op de plek van mijn blaar en even later lijkt het een beetje plakkerig in mijn sok. Ik gok zo maar dat mijn blaar gesprongen is. De pijn trekt weg en even later doet het in elk geval minder zeer dan daarvoor. Ik besluit om een gegeven paard niet in de bek te kijken. 94 km, 95 km, 96 km. We lopen omhoog en rennen omlaag, want omlaag is gratis kilometers. We hebben zelfs een stuk hei in bloei. Had ik twee weken geleden niet hoeven lijden, ik had gewoon hier een foto kunnen maken. 97 km, 98 km, 99 km. De jongen van daarnet komt ons ineens weer voorbij rennen. Verkeerd gelopen. Even later staat hij stil op het pad terwijl zijn begeleider hem vast moet houden. Niet voor lang want twee minuten later rent hij ons weer voorbij en weg is hij. Ik kan het niet meer opbrengen. We komen het bos uit en rennen Rhenen in richting de 100 km.

100 km. We klokken 14:49:17, sowieso een PR op de 100. Ik kijk om me heen en vraag me af waar die Grebbeberg nou is. Frank wijst hem aan en hij lijkt heel ver weg. In elk geval nog 2 km. 101 km en het begint nu een klein beetje te schemeren. We moeten ergens omhoog de heuvel op maar het is moeilijk te zien. Dan is hij ineens daar. De trap. 20 treden en een hekje, en dan nog een stairway to heaven. De trap heeft 260 treden maar het voelt als 2600. Omdat het in het bos nu wel donker is pak ik mijn lampje er maar bij. 102 km. Nu is het een kwestie van meters. Frank vraagt of we rennend de finish over gaan. Ik zeg nee, maar toch begin ik te dribbelen. Dan een bocht naar rechts en zien we een paar honderd meter verderop een hoofdlampje schijnen. Het welkomst committee. Nog 40 meter, een weg en aan de overkant gejoel en gejuich en de finish.

Ik krijg een mooie medaille omgehangen en felicitaties alom, maar mijn klokje zegt 102,8 km. Dat is toch geen afstand?! Dus hup, ook nu nog even 100 meter over de stoep naar rechts en 100 meter terug. Dan mag hij eindelijk uit en is het klaar. Mag ik mezelf nu een Black Devil noemen? Met grote dank aan de organisatoren Christiaan, René, Erwin en Eric, en alle vrijwilligers! Stilstaan betekent verstijven en als een pinguïn waggel ik naar de auto. Frenk is ons komen halen en loopt mee om me te helpen. Alles wat knelt en schuurt gaat uit en losse kleding komt er voor in de plaats. Mijn blaar is inderdaad geklapt maar het boeit me niet. Ik ga nog even terug om nog even te kletsen maar ik ben moe en een beetje misselijk dus als ik iedereen gedag gezegd heb die ik gedag moet zeggen waggel ik weer terug naar de auto en ga even liggen tot de rest komt. Olav en Leonie rijden met ons mee terug.

Op weg naar huis trekt alles weer een beetje recht en stoppen we bij een McDonalds om nog wat te eten. Dan Frenk, Olav en Leonie afzetten bij de start en nog een klein stukje naar huis. Daar gooien we alles in een hoek, dat komt morgen wel, lekker douchen en nog een drankje voor ik helemaal instort. Na een ietwat onrustige nacht gebruiken we de volgende dag om de rotzooi op te ruimen, wandel ik naar de AH voor een lekker ontbijtje, genieten we na van ons avontuur en doen we relaxen op de bank.

100 km hardlopen. Dat verzin je toch niet? Frank en ik zaten ons af te vragen hoe we hier nu eigenlijk ingerold zijn. We hebben 15 uur een 22 minuten de tijd gehad om er over na te denken en eigenlijk zijn we maar tot een conclusie gekomen.

We hebben gewoon de verkeerde vrienden…

2 Reacties

  1. Bianca

    Wat een heerlijk verslag, lijkt alsof ik er zelf bij bent geweest .
    Wat word de volgende uitdaging?

    Reageren
    1. Saskia Uit den Bogaard (Auteur bericht)

      Hi Bianca,

      Dank je wel. Tja, nieuwe uitdaging? Rotterdam en New York staan nog ingepland maar ik denk dat de uitdaging vooral zit in de 50 mijl van de Bello Gallico in december. 80 km maar dan in heuvelachtig terrein.

      Daarna? Wie het weet mag het zeggen

      Reageren

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *