De dag die je wist dat zou komen. Vrijdag 16 december 2022. De dag dat ik me voorbereid om een nieuwe grens over te gaan. De grens van een honderd mijl lopen. Ik weet nu nog niet of ik het ga halen, maar ik ben vastberaden. In de praktijk, in de echte wereld kan er van alles gebeuren maar in mijn hoofd staat het vast. En terwijl ik nog voor 20:00 in een hotel langs een snelweg in België in bed lig, niet om te kunnen slapen maar wel om zo veel mogelijk rust te pakken, denk ik aan mijn collega’s die lekker op de kerstborrel op kantoor een feestje houden. Ik hoop zondag mijn eigen feestje te hebben.
Frank is al dagen bezig met ‘de grote loop’ zoals ik het gedoopt heb. Ik probeer er juist zo min mogelijk aan te denken en ben volledig in de ontkenning. Natuurlijk kijk ik ook naar wat ik allemaal mee moet nemen, wat ik aan ga trekken en wat ik in welke dropbag ga stoppen, maar ik benader het heel systematisch. Heel gestructureerd en geordend werk ik de lijstjes af als een takenpakket en als ik daarmee klaar ben mag ik gaan zitten en achterover leunen. Het feit dat ik in plaats daarvan juist aan de bak moet heb ik weggeblokt. Als ik er over na ga denken doe ik het niet. Ik moet er gewoon induiken, net als in een ijsbad.
Ik heb dit weekend drie grote vijanden om te overwinnen. Ten eerste mijn lijf in zijn algemeenheid en mijn bil specifiek. Alhoewel het de laatste week behoorlijk goed gaat is het gewoon nog niet weg. De vraag is hoe hij zich houdt en of hij goed genoeg is voor 160 km. Even los van de risico’s van uitglijden door gladheid en daarmee de boel weer verrekken. De tweede vijand is de kou. Mijn oren, mijn handen maar vooral mijn voeten bevriezen nogal gauw en met bevroren voeten loop ik toch iets minder soepel. Uiteindelijk ontdooit de boel altijd wel maar het duurt toch een behoorlijk aantal kilometers voor het zover is. Als laatste en de grootste vijand zijn mijn voeten. Ik ben behoorlijk blaargevoelig en heb nog niet het heilige graal gevonden om dat te voorkomen. En geloof me, blaren gaan op een gegeven moment toch pijn doen. We zullen zien of ik opgewassen ben tegen deze monsters.
Op vrijdagochtend nog even naar de masseuse om de beentjes en de rug los te maken, de laatste boodschappen doen, de laatste dingetjes in de tas, lunchen en dan gaan we op weg naar België. Het is druk, we moeten langs Antwerpen en Brussel en dat op de vrijdagmiddag, maar twee uur later staan we dan toch voor het hotel annex pleisterplaats met een winkel, Starbucks en een Burger King.
Omdat het nog te vroeg is om ons te registreren hangen we een beetje op de kamer en rijden dan alsnog naar het start/finishgebied. Daar treffen we René en Simone die in het restaurant er naast een choco drinken. We sluiten aan want het is nog geen tijd. Als ook Marcel aankomt reken we af en lopen we naar de zaal waar we onze tracker en startnummer ophalen en uiteindelijk ook Tony zich meldt. We mogen mee-eten met de pastaparty maar het gaat nog even duren voor het eten klaar is en we hebben geen zin om te wachten. Terug dan maar naar het restaurant voor de meest vreemde (herten)burger met friet. Van daar uit naar het hotel waar we alles klaar leggen. De wekker gaat op 2:15. Ik begin er zowaar aan gewend te raken.
Om 20:21 doe ik het licht uit. Frank ligt dan al bijna een uur te slapen. Bij mij lukt slapen niet echt. Net iets te warm, een net iets te hard bed, een net iets te groot kussen, Frank die net iets te hard snurkt en misschien net iets te veel cola en M&M’s. Maar goed, ik moet het er mee doen. Als de wekker dan gaat heb ik toch her en der wat hazenslaapjes gedaan. Snel douchen, aankleden, spullen pakken en naar beneden. Marcel rijdt mee en staat al klaar.
Bij de start geven we onze dropbags af en worden de laatste voorbereidingen getroffen. Iets eten, iets drinken, nog even naar de wc en een startfoto van het heldenteam. Om 3:50 loopt iedereen naar het startpunt. Frank is nog van alles aan het doen en ik maan hem tot spoed. Niet dat hij zich er wat van aantrekt, maar om 3:58 staan we dan toch met de hele meute aan de start. Het voelt minder koud dan ik bang voor was. Desalniettemin heb ik drie laagjes aan. Er wordt wat onverstaanbaars gezegd en alleen het feit dat ik mensen in beweging zie komen geeft aan dat we gestart zijn.
Omdat we over een smal pad met vlondertjes moeten, gaan alleen de voorsten er meteen vandoor. Een stukje later in het bos is er ruimte en kan iedereen zijn eigen tempo gaan lopen. De lampjes staan aan, ik heb mijn muziek nog even uit om mijn concentratie te kunnen bewaren en in een rustig tempo beginnen we aan ons avontuur. In plaats van muziek heb ik een oorwurm in mijn hoofd om het ritme van mijn passen aan te geven. Gek genoeg is het irritante ‘Altijd is Kortjakje ziek’, een perfecte maat, maar waar ik in mijn hoofd niet vanaf kom.
In tegenstelling tot vorig jaar, waar het ontzettend modderig was, is alles dit keer hard bevroren en voelt de grond aan als onregelmatig asfalt. Geen glijpartijen dus, maar wel voorzichtig zijn met de enkels. En vooral ook met het stoten van je tenen en struikelen. Want in de eerste drie kilometer tik ik minstens drie keer tegen een steen of boomwortel en voel ik mijn bil en hamstring naar trekken. Dat moet ik dus echt niet te vaak doen anders ga ik het niet redden, maar het zal ongetwijfeld nog wel een paar keer gebeuren. En natuurlijk zijn zowel mijn handen als voeten bevroren.
Op 4 kilometer blijkt dat we ‘verkeerd’ lopen. Dat wil zeggen, we lopen op een paadje parallel aan waar we hadden moeten lopen. Qua kilometers maakt het niet uit en als we doorlopen komen we gewoon weer op het parcours. Bovendien zijn we niet de enigen dus we maken ons er verder niet druk over. Ons eerste doel is de VP van de 19 km. Het landschap is een afwisseling van bospaden, landwegen, stukjes asfalt als we door een dorp moeten en het occasional weiland paadje. Ik probeer me te herinneren of ik de omgeving herken van vorig jaar maar dat lukt moeizaam. We lopen tevens op met een man die we later herkennen als Maarten, met wie we ook haasje over deden op The Great Escape. Ik was er voor gewaarschuwd maar door de kou is de slang van mijn camelback bevroren. Ik dacht eigenwijs dat het wel mee zou vallen maar niet dus. Frank heeft een goede tip en stopt mijn slang via via in mijn jas zodat mijn lichaamswarmte bevriezen voorkomt.
Op een op zich lekker tempo werken we ons naar de 19 km. Mijn bil houdt zich vooralsnog goed maar ik voel wel een drukpunt aan de binnenkant van mijn rechterhiel. Dat zou best nog wel eens een blaar kunnen worden waar ik alleen nu even niks aan kan doen. Ik moet ook plassen, en daar kan ik wel wat aan doen. Frank is dan al tig keer onderweg geweest, ik probeer het op te houden tot bij een echte WC. Op de VP, die op een andere plek dan vorig jaar staat, is die beschikbaar, net als eten en drinken en de goede zorgen van de vrijwilligers. Ik hou het echter bij een koekje en een wit puntje met ham, en twee bekertjes cola. Later zal ik wel wat meer eten denk ik. Naast de VP staat de startboog van een andere loop. Die was er vorig jaar ook en ook nu zien we de oranje pijlen hangen.
We hebben het netjes in 3 uur gedaan maar blijven toch niet te lang hangen en trotseren weer de kou. Het is even de tanden op elkaar maar gewoon niet te lang over nadenken. Het duurt nu niet lang meer voordat we de eerste hanen horen kraaien en er in het oosten de eerste gloren van licht opkomen, tevens het koudste uur van de dag. Dan kunnen de lampjes uit en zien we een prachtig bevroren landschap voor onze ogen uitvouwen. Alles is bedekt met een wit laagje ijs en ik kan het niet laten om er meerdere foto’s te maken. De meesten zijn van Frank, maar op sommige plekken moét ik er gewoon zelf ook even op. Het is nu rond een uur of acht en hebben er vier uur lopen opzitten.
Het monster van de bil houdt zich gelukkig koest. De kou houdt hem in bedwang. Mijn voeten zijn inmiddels een beetje ontdooid alleen mijn handen hebben last van wisselbaden. Dan weer ijskoud bevroren, dan weer lekker warm. Deze eerste 40 km zijn dan ook heel goed om ervaring op te doen voor de rest van de tocht straks. De volgende VP staat op ongeveer 37 km. Alhoewel ik hem wat liever wat verder weg heb is het straks voor de terugweg wel fijn. Opnieuw worden we warm onthaald door de vrijwilligers die er alles aan doen om je zo snel mogelijk te helpen en je in alles te voorzien. Hier krijgen we soep en wraps en uit mijn dropbag haal ik vooral mijn powerbank voor het tussentijds opladen van mijn klokje en telefoon, want stel je voor…
Ik waag me er aan om mijn schoen uit te trekken en mijn inmiddels gevormde blaar te inspecteren. Hij is niet groot maar heeft wel een beetje bloed en doet zeer. Hier ga ik niet nog 120 km mee kunnen rennen dus ik neem de gok en besluit om hem door te prikken. Ik heb alleen niks om hem af te plakken maar een stukje kinesiotape uit de EHBO koffer brengt uitkomst. Ergens in mijn achterhoofd hoor ik iemand zeggen dat je dat er juist niet op moet plakken, maar nood breekt wet want ik wil hem met het risico op infectie niet open laten en een pleister gaat helemaal niet helpen. Bovendien is het rode tape, dus dat zie ik maar als een goed teken. Nu alleen nog de oorzaak weghalen. Die is gauw gevonden. Het randje van mijn zooltje schuurt. Nieuwe schoenen, ik zeg niks, maar gelukkig kan ik de zool iets opzij trekken en is het opgelost. Hoop ik tenminste, maar het voelt een stuk beter.
We hebben er nu één marathon opzitten en moeten er nog drie. Als we weer even uitgerust en bevoorraad zijn duiken we opnieuw de kou in. Ik heb een extra paar handschoenen aangetrokken en mijn muts gewisseld voor een dikkere. Het scheelt tevens dat het licht is waardoor het lopen toch wat makkelijker is en daarmee sneller gaat. Ik blijf genieten van de omgeving en het sprookjeslandschap maar zet nu wel een ‘gezellig’ muziekje op. Bovendien was het parcours tot nu toe redelijk vlak maar de tweede helft van het rondje heeft toch wel wat klimmetjes in zich.
We duiken het ‘moeras’ in waar we vorig jaar tot boven onze enkels in de blubber stonden. Dit jaar is alles bevroren en ligt er een dikke laag ijs. Één voordeel, droge voeten! Een man, die we later leren kennen als Cees en die ons iedere keer weer inhaalt na een VP, wijst ons op de sporen van de bevers, reden waarom het vorig jaar hier onder water stond. Daarna duiken we de rimboe in om uiteindelijk bij een prachtig bevroren meer uit te komen. Genoeg voer voor weer wat mooie foto’s.
Er was ons een zonnetje beloofd, maar de ochtend blijft gehuld in heiige lucht. Toch doet hij zijn best en rond het middaguur lukt het hem om door de mistsluiers heen te breken. Daarmee zet hij de omgeving in een prachtig licht, bijna onaards. We genieten er van zolang het kan want het wordt al snel genoeg weer donker. We komen de eerste lopers van de 100 mijl die alweer op de terugweg zijn tegen. Niet normaal, zij zitten al over de 100 km en wij nog niet op de 60 km. Maar goed, verschil moet er zijn en uiteindelijk komen ook wij bij de VP van de 60 km. Op dat moment heb ik even een dipje. 60 km, dat betekent dat we er nog 100 moeten voordat we bij de finish zijn. Ik hou mijn tactiek van nergens aan denken en focus me op de eerste 80 km. Toch is het een mindfuck. Vorig jaar was dit de laatste VP en liepen we nu naar de finish, wetende dat we het gingen halen. Nu zijn we nog niet eens op de helft.
Op de VP krijgen we witte broodjes met knakworst en ze zijn heerlijk. Ons normale eten is bevroren en ik heb ook behoefte aan zout. Voetjes even van de vloer, muts en handschoenen op de kachel en opwarmen. Het is lastig maar het beste advies kregen we van Maarten en Olav en hou ik in mijn achterhoofd. ‘Blijven eten, hou je kachel aan!’ Was het vorig jaar de modder, dit jaar is het de kou die veel mensen de das om doet en we zien nu al mensen die onderkoeld raken. Nog maar een tweede broodje dan. Daarna op naar het eind van de eerste helft.
Aan het eind van de middag komen we bij ons favoriete paadje, tussen twee weilanden in met links prikkeldraad en rechts stroomdraad. Dit jaar is het appeltje-eitje, geen modder en daglicht. Een half uurtje later begint de zon alweer te zakken, teken dat het snel weer donker wordt en we de tweede nacht in zullen gaan. Dan ineens aan het begin van een heuvel staat onze eigen Maarten foto’s te maken. Wat fijn om hem te zien! We praten even wat, hij maakt een mooie foto van ons, en roept ons bemoedigend toe dat we zo lekker naar beneden mogen rennen, ‘maar eerst nog even een stukje naar boven’. We lopen daarna nog twee uurtjes in het donker en komen eerst Marcel en Guido, daarna Tony en vlak voor we eindelijk weer bij het begin zijn, René en Simone tegen, die ook allemaal aan de terugweg begonnen zijn. De eerste helft zit er op en de 50 mijl hebben we in elk geval gehaald. Het is 18:15 wat betekent dat we er een half uurtje langer over gedaan hebben dan vorig jaar.
Binnen worden we direct besprongen door behulpzame vrijwilligers die alles voor ons willen doen. Maar eerst droge kleding aan en mijn shit klaar maken voor als we zo weer weg gaan. Ik trek een droge broek aan en mijn regenbroek er over heen. Niet voor de regen maar voor de kou. Daarnaast een droog shirt, droge (Unox) muts, droge buff en droge handschoenen. Bovendien neem ik nu mijn stokken mee. Ik voel mijn blaar weer en besluit om hem nog een keer door te prikken en weer af te plakken. Als ik de tape er af probeer te halen trek ik een deel van de bovenhuid mee. Shit, not good. Hij is wel gelijk leeg nu en na even droogdeppen plak ik alles maar weer terug met een extra stuk tape er op om te fixeren. It hurts like hell. Is dit einde oefening? Het zal toch niet? Gelukkig is de druk anders als ik mijn schoen weer aan heb en kan ik er op lopen. Problem solved, voor nu.
Nu alles geregeld is kan ik eten, een bordje pasta met cola, en praat en passant even met Bas die we straks weer tegen komen op VP 3/5, en Arjan die later bij een oversteek staat. Heel even het eten laten zakken en dan wil ik eigenlijk wel weer op pad. Iedereen riep dat dit het moeilijkste moment is, namelijk weer naar buiten gaan. Ik heb er echter geen enkele moeite mee. Ik ga er voor, ga nu op de terugweg en dat geeft psychologisch een enorme boost. Alles wat ik nu loop, hoef ik niet meer te lopen! In een klein uurtje staan we dan ook weer buiten. Ik had gepland om uiterlijk 20:00 weg te zijn, dus 19:15 is helemaal prima.
Dat enthousiasme duurt een kilometer of zeven. Ik ben toch wel een beetje moe en diverse pijntjes in mijn lijf vechten om aandacht. Mijn rechterknie doet vervelend en er zit ook iets raars aan de voorkant links in de overgang tussen mijn been en mijn voet. Is dat de voorkant van de enkel? En het heeft even geduurd, maar ook mijn grote kleine vriend de linker kleine teen meldt zich. Ik dacht even dat hij het feestje ging missen maar nee, hij doet toch mee.
We rennen nu weer tegen de klok in en gek genoeg herken ik nu wél veel meer stukken van de route van vorig jaar. Ik ben net een paard in de manege. Linksom geen enkel probleem om langs die stoel in de hoek te lopen, rechtsom is diezelfde stoel het meest gevaarlijke roofdier dat er bestaat. Kwestie van perspectief om iets te herkennen of niet. We zijn bezig met ‘de langste nacht’, en ik kan niet helpen om te denken aan de conversatie tussen Frank en Maarten. ‘Het wordt een lange nacht’ van Frank met als antwoord van Maarten ‘Héél lang…’.
Toch stoort het me niet. Ik ben niet bang in het donker, sterker nog, ik ben altijd al een nachtmens geweest en hou er wel van om hier zo in de nacht te rennen. Lekker gefocust op het niets. Het enige probleem is dat ik moe ben en het koud heb. Vooral mijn vingers zijn zo nu en dan bevroren. Het is heel raar, maar op sommige stukken voelt het prima en dan ineens lopen we ergens waar het lijkt alsof ze de thermostaat vijf graden omlaag gedraaid hebben. Bijna of je door een onzichtbare deur naar een andere dimensie bent gestapt. Gelukkig staan er soms ook nog buurtbewoners langs het parcours om je iets aan te bieden. Een koekje, warme thee of een mandarijn. Leuk hoe de mensen hier meeleven.
We doen er ongeveer vier á vijf uur over om de VP van de 101 km te bereiken. Daar staat Bas weer die ons opnieuw broodjes worst voert. ‘Broodje Unox’ wordt er gekscherend gezegd, gezien mijn Unox muts. Ze zijn heerlijk want ik heb echt trek. Er gaat cola in de camelback en ik graai nog twee Chocotoffs mee voor onderweg. Voor de vijfde keer stappen we over de drempel van een warme comfortabele omgeving naar het ijskoude winterlandschap. Maarten van de Great Escape heeft aangegeven uit te stappen. Another one bites the dust.
Zowel mijn knie als voet protesteert, maar door de kou is alles zo gevoelloos dat ik het bijna niet merk. Ik zou bijna denken dat het een zegen bij een ongeluk is. Mijn bil roert zich al helemaal niet, volledig onderdrukt door alle andere ongemakken in mijn lijf. Gelukkig maar. Daarentegen heb ik er extra pijn in mijn schouders bij gekregen en voel ik de druk op mijn grote teennagel opvoeren. Bovendien loopt mijn neus harder dan ikzelf en ik word gek van het elke keer afvegen, maar het moet wel. Inmiddels is mijn neus behoorlijk schraal en probeer ik het maar wat meer te laten lopen.
We zijn nog niet koud weg of we worden ingehaald door drie mannen. Een daarvan blijft bij ons achter en vraagt of hij mag aanhaken. Het is een Belg en we weten niet zo goed wat we er mee aan moeten. Hij lijkt niet erg voorbereid op deze tocht getuige het feit dat hij niet weet op hoeveel kilometer hij zit en hij in onze ogen een totaal ongeschikt lampje heeft. Maar goed, zolang hij ons niet in de weg loopt zal je mij niet horen. Hem hoor ik wel, vooral veel kreunen en steunen.
We krijgen nu weer het langste stuk tussen twee VP’s en ik sla aan het rekenen. De GPS van mijn klokje heeft wat gezwabberd bij de VP en ik loop inmiddels twee kilometer voor. Of waren het er nou vier? Ik kan niet zo goed meer denken dus ik hou het maar op twee. Dan roept Frank ineens iets wat ik hoopte niet te horen. Hij heeft besloten om op 120 km uit te stappen. Zijn knieën doen dermate zeer dat als hij doorloopt, hij bang is om permanente schade aan te richten. We doen ongeveer vijf uur over 20 km, en dan moeten we er nog 40 dus dan praat je over nog eens tien tot elf uur lopen. Dat gaat hem niet worden voor hem. Ik hoor aan zijn stem dat het menens is en dat het geen kwestie van opgeven is. Ik reageer alleen maar met een klein maar vastberaden stemmetje: ‘Ik hoop dat je accepteert dat ik wel doorloop?’ Dat doet hij, hij kent me langer dan vandaag.
Ik moet deze change in plans wel even verwerken. Ik twijfel er niet over of ik het kan, maar ik vind het natuurlijk niet leuk. Tenslotte is het een avontuur van ons samen. Bovendien baal ik voor hem. Hij kan dit soort dingen beter handelen dan ik maar toch. Het lijkt wel alsof hij door het besluit hernieuwde vastberadenheid gevonden heeft om de volgende VP te halen want met een militaire precisie zet hij met tempo zijn stappen in het doorlopen. Wie had gedacht dat Frank ook een Terminatorknop had? Ik volg hem op de voet, regelmatig dribbelend om hem bij te kunnen houden. Onze Belg probeert ook te volgen, zij het nog steeds kreunend en steunend.
Als we volgens mijn en Frank zijn berekeningen bij de VP zouden moeten zijn klopt er iets niet. We zitten nog midden in het bos met een heel lang pad en in geen velden of wegen iets van bewoonde wereld te bekennen. Ik begin te twijfelen en ben bang dat we hem misschien gemist hebben, ook al weet ik dat dat bijna onmogelijk is. Ik reken opnieuw en trek de pijnlijke maar voorzichtige conclusie dat ik waarschijnlijk toch 4 km voor loop met mijn klokje en als Frank opnieuw op de GPS handheld kijkt blijkt dat we gewoon nog 3 km verder moeten lopen. En 3 km in deze omstandigheden is heel erg ver. Er zit echter niks anders op.
Opluchting alom als we er dan toch eindelijk zijn. Ook het beverpad hebben we voor de tweede keer overleefd met droge voeten en heel even waren we onze Belg kwijt, achtergebleven bij twee wandelende dames. Maar uiteindelijk haakte hij weer aan. Ik heb het enorm koud en eenmaal binnen en even stil zittend begin ik te rillen. Oncontroleerbaar te rillen, de eerste tekenen van onderkoeling. Ik probeer het te onderdrukken, bang dat iemand, of dat nu iemand van de organisatie of Frank is, tegen me gaat zeggen dat ik niet verder mag. Snel maar een bakje noodles eten en ik krijg van een vrijwilligster een met warm water gevulde colafles die dienst kan doen als een kruik. Wat zijn die vrijwilligers toch goud!
Beiden remedies helpen en ik warm weer op. Frank regelt een ritje naar de finish en als ze zo ver zijn dat hij ook echt mee kan rijden besluit ik dan maar gelijk de duisternis en de kou weer in te duiken voor de laatste twee etappes. Ik wissel handschoenen en muts, trek een extra shirt aan en mijn regenjasje er overheen. Ik heb nu vijf lagen aan, dat moet toch wel genoeg zijn tegen de kou. We gaan het zien. Ik geef Frank nog een kus en ik vertrek. Vanaf nu ben ik op mezelf aangewezen.
Het voelt wat onwennig nu dat ik mijn maatje moet missen, maar mijn basis opvoeding om het alleen te rooien voert de boventoon en vol goede moed ga ik op weg. Het grootste gevecht is wederom mentaal. Ik ben op weg naar de volgende VP die 19 km ver is. Dat is inderdaad een uur of vijf lopen, maar het ergste is dat ik er dan nog niet ben. Als ik het laatste stuk loop, dan kan het nog zo zwaar zijn maar dan ben ik op weg naar de finish, nu ben ik dat nog niet. Maar ik ga gewoon aftellen. Een olifant eet je ook in kleine stukjes, en dit is een olifant van formaat.
Het was 5:15 toen ik vertrok en mijn rekensommen vertellen mij niet alleen hoe snel ik moet, of hoe langzaam ik mag blijven lopen, ze leiden me ook een beetje af van de kilometers. Ellenlange kilometers die maar niet opschieten. Bovendien verlang ik naar daglicht omdat ik hoop dat ik dan makkelijker zal lopen. Het enige voordeel is dat deze laatste 37 km relatief makkelijk zijn in de zin van dat ze vlak zijn. De stokken heb ik eigenlijk niet meer nodig maar ik durfde ze niet achter te laten. Omdat ik inmiddels zo vermoeid ben kan de kleinste heuvel een berg lijken en dan is het toch wel fijn om stokken te hebben.
Zo beweeg ik mij voort in het licht van mijn lampje. Ik heb van Frank de GPS handheld meegekregen voor als ik wil checken of ik goed loop. De eerste keer dat ik twijfel en ik hem pak geeft hij echter aan dat de batterij bijna leeg is, en ik heb geen extra batterijen gekregen. De tweede keer dat ik hem pak is hij al leeg. Daar heb ik niks meer aan. Extra op blijven letten waar ik loop dus. Ik probeer te drinken maar merk dat ik opnieuw in de valkuil van de bevroren slang getrapt ben, zij het niet bewust. Ik dacht dat ik de boel goed weggestopt had maar een klein dapper stukje slang bood blijkbaar weerstand aan mijn warme lijf en stak net boven het maaiveld uit, met als resultaat volledige bevriezing. Ook daar heb ik niks meer aan en ik zal het zonder drinken moeten doen tot de volgende VP. En niet alleen mijn slang is bevroren, ook al mijn eten, tot aan mijn gels toe, zijn hard en koud. Over nieuwe ervaringen gesproken.
Tegen de tijd dat ik weer op de lange saaie paden langs de velden loop begint de ochtend zich langzaam aan te dienen. De zon kleurt de hemel prachtig roze en geeft eenzelfde kleur aan de bevroren bomen. Vond ik het landschap gisteren al mooi, is het vandaag iets magisch. Ik maak een paar foto’s maar krijg het niet zo mooi op de digitale plaat als dat ik het live met mijn ogen zie. Het maakt niet uit. Ik neem het moment in me op.
Terwijl ik loop denk ik terug aan gisteren, was het gisteren?, toen we hier samen liepen en ik ook foto’s maakte. Het lijkt bijna of ik alleen op de wereld ben. Ik zou verwachten dat er hordes mensen van de 50 mijl mij zouden inhalen maar dat is niet zo, slechts een andere eenzame loper die achter mij loopt of die ik soms in de verte voor me zie lopen. Ik vind het niet erg, ik kan heel goed alleen zijn. Ik loop dan ook in mijn eigen wereld, slechts af en toe even bewust van de omgeving omdat ik een mooi plaatje zie of omdat ik even moet kijken waar ik heen moet. En dat is ook wel nodig want ik dreig bijna verkeerd te lopen op het moment dat ik een afslag moet hebben en tegelijkertijd afgeleid wordt doordat mijn horloge weer een kilometer aangeeft. Er zitten vaak langere stukken tussen waarbij ik vaak twijfel of ik nog goed loop. Maar altijd is daar dan weer het gele bordje die me vertelt dat ik op de goede weg ben. Of dat Chocotoff papiertje op de grond, want die liggen bij de VP’s.
Ik kom weer in het bos waar later op de dag de hardloopwedstrijd zal zijn. En net als vorig jaar staat de fotograaf alweer klaar om foto’s te maken, en loop ik dwars door zijn testopstelling. Omdat ik nu veel vroeger ben zijn er geen andere lopers, maar ik zal ongetwijfeld weer op de site staan. Het geeft de burger moed, en brengt me eindelijk bij de laatste VP. Nu kan ik écht gaan aftellen. In plaats van broodjes hebben ze hier nu tosti’s en ik eet er twee. Ik proef weinig, waarschijnlijk is mijn mond dermate uitgedroogd door de koude lucht dat mijn smaakpapillen in shock zijn.
Ik blijf dan ook niet te lang hangen want met dit tempo moet ik nóg vijf uur lopen. Minstens. De moed zakt me even in de schoenen en ik wil eigenlijk alleen maar huilen. Alles doet nu zeer, ik ben moe en ik wil gewoon dat het stopt. Ik wil er zijn en niet nog vijf uur, of langer, bezig zijn. De enige manier om de tijd te verkorten is sneller lopen maar dat gaat gewoon niet meer. Als ik probeer te dribbelen kom ik langzamer vooruit dan gewoon wandelen, dus dan kan ik beter wandelen.
Ik heb de 19 km opgeknipt. Eerst de eerste kilometer even wegwerken en daarna ga ik rekenen. Ik heb officieel tijd voor 3 km per uur, dat is 20 minuten per kilometer en dus nog zes uur lopen. Als ik nou 4 km per uur loop, dan mag ik een kwartier over een kilometer doen en hoef ik maar 4,5 uur te lopen. 4 uur als ik dat op kan trekken naar 4,5 km per uur, en ongeveer 13 minuten per kilometer. En zo lopen tergend langzaam de kilometers op, tot 9 km in setjes van 3. Nu is het nog minder dan 10 km, op naar de laatste 5 km.
Ik heb gek genoeg weinig last van het slaapgebrek. Ik merk aan mijn ogen en een beetje aan mijn denkvermogen dat ik anderhalve nacht overgeslagen heb, maar roze olifanten ben ik nog niet tegen gekomen. Slechts één moment waarop ik heel even dacht dat ik een Minion in de struiken zag, maar het bleek gewoon een combinatie van takken en bladeren. Voor de rest ben ik eigenlijk nog best helder.
En dan ineens is daar het moment dat het nog maar drie kilometer is. In dit tempo is het drie kwartier lopen. Twee kilometer en nog maar een half uur. Een kilometer en het uur van de waarheid. Ik draai het pad uit het bos uit en sta voor de vlondertjes waar ik bijna 34 uur geleden in het donker vanuit de andere richting overheen kwam rennen. Aan de overkant van het meer zie ik niet alleen de finish, maar ook een man staan. Ik kan het niet goed zien maar instinctief weet ik dat het Frank is. Het kan niet anders dan dat het Frank is. Naarmate ik de vlondertjes passeer en dichterbij kom is er geen twijfel meer mogelijk, het is Frank.
Ik loop de laatste meters naar hem toe terwijl hij foto’s maakt en filmt. Ik probeer grappig te zijn en roep iets over een Asterix medaille en dat ik die de volgende keer wel in de stripwinkel koop. Samen steken we de weg over en lopen we het pand binnen. Ik mag de rode loper over die ik natuurlijk rennend neem. Altijd rennend de finish over! Er wordt geapplaudisseerd en als ik het podium op loop krijg ik weer een medaille van ‘Man met snor’, alleen staat er dit keer 100 mijl op het lintje in plaats van 50 mijl. Ik besef het nog niet helemaal, maar ik heb het gewoon gehaald!
Ik loop naar de tafel waar de rest zit, felicitaties alom en een bord met BBQ eten. Omkleden laat ik maar even achterwege, we blijven toch niet lang hangen. De helft is al weg, de andere helft wil weg en we spreken af om ‘s avonds wat te gaan eten. Ik wil lekker naar het hotel, douchen en de schade aan mijn lijf inspecteren. Opstaan is een crime na even gezeten te hebben en nu ik klaar ben heeft mijn lijf dan ook de stekker er uit getrokken. Met het laatste druppeltje energie strompel ik naar de auto en brengt Frank me naar het hotel. Douchen, een klein tukkie doen, schone droge kleding aan en dan ‘s avonds nog wat eten alvorens dood neer te vallen.
100 mijl, 162 km. Het is écht ver. Het was écht koud. Het was mooi, het was fantastisch, het was verschrikkelijk, het was een echte uitdaging. Het is gedaan. Het is volbracht. De grens is verlegd. Op papier haalbaar, in de praktijk was het maar afwachten. De omstandigheden waren zwaar maar toch ook weer niet. Keiharde ondergrond zorgde voor pijnlijke knieën en dikke enkels, maar wat zag het bevroren landschap er magisch uit en vooral geen natte voeten! En nu? Geen idee. Eerst maar even herstellen van dit avontuur, dan kijken we in 2023 wel weer verder.
Fijne kerstdagen en een geweldig 2023 gewenst!
P.D. Toen we in september de 50 mijl van The Great Escape liepen bedacht ik me tegen het eind dat we nog lang niet klaar waren voor de 100 mijl. Ik zei tegen mezelf dat ik het gewoon één keer ging proberen. Lukte het, dan helemaal geweldig, lukte het niet, dan was het gewoon een brug te ver. Na de 120 km wist ik het zeker, dit was eens maar nooit weer. En toen ik het eenmaal gehaald had vinkte ik het af in mijn hoofd, net als die ene marathon onder de vier uur. Dit hoefde ik niet meer te doen, wilde ik niet meer doen en ging ik ook niet meer doen. Been there, done that. 162 km is gewoon niet leuk meer.
Toen ik ‘s nachts rond een uur of vier wakker werd realiseerde ik me wat een mooi avontuur het toch eigenlijk was, en dat ik het eigenlijk nog wel een keer wilde doen. Ik zeg niets meer…
Wat een geweldig verhaal! Alsof ik zelf al slaapwandelend rond scharrel! Bovenal een enorm buiging: wat een fysieke, maar vooral mentale uitdaging! Gefeliciteerd en waarschijnlijk tot over een jaar! Tsjonge wat een Bikkel!!
Dank je wel! Als we volgend jaar weer komen kijk ik naar je uit.
Wat een prachtig verslag. Ik zat op de bank gewoon mee te voelen. Diep respect voor jullie.
Ja? Was het genoeg leesvoer?
Dank je wel.
Ja zeker. Je schrijft zo leuk en het voelt alsof ik er zelf ook was.
Diepe bewondering voor je prestatie. Onvoorstelbaar wat je lichaam kan en vooral mentaal. Vooral ook een prachtig verhaal en zeer emotioneel als je bij de finishlijn wordt opgewacht.
Chapeau!!!
Ik blijf er ook steeds weer verbaasd over
Mooi hoor.
Ik hou echt van verhalen over afzien.
En dit was er 1 zeg.
Wat een super kanjer ben jij.
Dank je wel! Afzien is my middle name
Nou, je hebt me helemaal meegenomen in je avontuur! Wat een ervaring, wat een doorzettingsvermogen, van harte gefeliciteerd met deze prestatie!
Wat schrijf je toch altijd fijn. Een enorme dosis respect en bewondering! En zo leuk dat jullie samen deze avonturen opzoeken.
Geniet maar goed na (en vul je reserves maar goed aan deze feestdagen :)).
Dank je wel! We boffen zeker dat we het samen kunnen doen. Lekker genieten gaan we doen. Jij ook fijne dagen.