Vorige week stonden we aan de start van de Groote Heide Trail. 28 km om even de benen te testen voor het weekend dat komen zou. Dat het die dag de warmste voorjaarsdag van het jaar zou worden wisten we toen ook nog niet. Het werd een slagveld. Meer wandelen dan rennen, bloedheet en vooral het feit dat ik geen 100 meter kon blijven rennen omdat ik geen lucht had. Of dat door de warmte kwam, mijn slechte staat of de hooikoorts, wie zal het zeggen. Hoe dan ook, de prachtige route ging een beetje aan mij voorbij en met vrezen en beven keek ik uit naar mijn destijds nonchalante ‘weekendje Haute Ardenne trail, zaterdag 53 km en zondag 35 km is goed doe maar’.
In zoverre dat resultaten uit het verleden soms een voorbode voor de toekomst kunnen zijn. We twijfelden of we de 53 km niet om moesten zetten naar de 30 km. Tenslotte moest het wel leuk blijven. De Inner Circle run van donderdag bevestigde mijn vermoeden toen ik nog geen tien kilometer per uur haalde op de 5 km en meer dood dan levend over de finish kwam. En ook Frank was van plan om verstandig te doen. Ja, zaterdagochtend bij het ophalen van de startnummers zouden we gaan omzetten. Beter twee dagen ok lopen dan een dag helemaal naar de klote gaan en de tweede dag niet meer kunnen lopen.
Vrijdagavond komt de bende van ellende bij elkaar in een gehuurd huisje in Stavelot. Olav, Leonie, René, Simone, Tony, Marcel, Marcella, Frank en ik zei de gek. Bovendien wordt Marcel op zaterdag 60 dus extra reden om een feestje te vieren. Als iedereen er is doen we een klein drankje en duiken dan gauw ons bed in. De wekker staat om 6:00. Daarna ontbijten en om 7:15 de deur uit.
De plannen zijn echter weer gewijzigd. Van een verstandige 30 km op zaterdag en 35 km op zondag gaan we toch starten op de 53 km, onder het motto ‘De dood of de gladiolen!’ We gaan gewoon starten en dan zien we wel hoe ver we komen. De start is bij een berghut bovenaan een ski baan. Daar mogen we zo meteen vanaf en aan het einde mogen we daar ook weer omhoog. Na een korte briefing en een paar foto’s is het tijd om ons in de strijd te storten. ‘Spartans! Ready your breakfast and eat hearty… for tonight we dine in hell!’
Maarten is er ook en filmt met zijn drone. Ik ben me er van bewust dat ik gelijk al achteraan hobbel als iedereen met een rotvaart de berg afdendert en ik voorzichtig naar beneden dribbel. Maar ik moet nu eenmaal opwarmen en heb mezelf beloofd om mijn eigen tempo te lopen en me van niemand wat aan te trekken. En dat is wel nodig ook want gelijk omhoog nadat we naar beneden zijn gerend is me nog te vroeg.
We beginnen gelijk met wat leuke rivierbeddinkjes, zoals ik deze goed ken van de Ardennen. Daarna volgt een pad langs een weide met hoog gras, want hier hebben ze ook nog niet gemaaid. Ik voel het gelijk aan mijn benen die beginnen te kriebelen. Het voordeel is wel dat ik dit weekend voor de zekerheid hooikoorts pilletjes geslikt heb en daarmee geen last van mijn neus en ogen. En wat veel belangrijker is, de kortademigheid van de afgelopen weken lijkt ook weg te blijven. Had het toch met de hooikoorts te maken en niet omdat er iets mis is met mij. Nou ja, in elk geval niet op dat vlak.
Naast het hoge gras staan er ook her en der de nodige brandnetels die ik niet altijd kan ontwijken. Gelukkig gaan deze paadjes ook over in zandpaden en de bekende karrensporen met stenen. Het lopen gaat dus wel ok en de eerste kilometers tikken al gauw weg. De route staat aangegeven via rode bordjes dus ik hoef geen GPS aan te zetten op mijn horloge. De temperatuur is ook prima. Niet te warm en zelfs met een briesje af en toe. Hier houden we van. De benen voelen goed genoeg, het lijf komt langzaam aan in ultratrailmodus, het hoofd zit in het hier en nu, en het enige dat een beetje dwars ligt is de linker bilspier. Die ging donderdag in de knoop en is er nog niet uit.
Het maakt me niet uit dat ik laatste ben en het maakt me ook niet uit dat ik alleen loop. Ik wandel omhoog en ik ren omlaag of als het vlak is. Het landschap is afwisselend bos, gras, stenen en af en toe een stukje asfalt. En natuurlijk maak ik wat foto’s onderweg voor het nageslacht. Voor mijn neus schiet een eekhoorntje weg en dan ben ik alweer bij de eerste verzorgingspost op 8 km. Ik heb nog voldoende water voor de volgende post op ongeveer 20 km en pak alleen wat Tucjes en wat partjes sinaasappel. Ik blijf iets langer plakken dan gepland maar maak het daarna weer goed door bijna een heerlijke kilometer lekker naar beneden te rennen. Ik moet gemiddeld 5 km per uur lopen om binnen de tijd te blijven en dat lukt aardig. Bij 10 km heb ik gewoon nog 20 minuten over.
Ik kijk uit naar meer beestjes, want naast het eekhoorntje en de vele koeien in de wei in allerlei soorten, kleuren en maten, moet hier nog veel meer wild zitten. Ik weet niet of het onder deze categorie valt maar een haas kruist dit keer mijn weg. Voordat ik mijn telefoon gepakt heb voor een foto kiest hij echter het hazenpad. Dan maar weer door. Ik eet een krentenbol en wandel over een pad met stenen. Net als ik weer aanzet om te gaan rennen haakt de neus van mijn schoen achter een uitstekende steen en gebeurt het onvermijdelijke. Ik stort ter aarde. Shit, ik had gehoopt om eens een keer een trail te lopen zonder te vallen. Gelukkig had ik nog geen vaart en val ik niet hard, maar ik kom er niet helemaal zonder kleerscheuren vanaf. Een geschaafd knietje en wat erger is, een ruk aan de bilspier waardoor de knoop nog iets strakker aangetrokken wordt. Ik ben gelijk chagrijnig.
Het duurt even voordat ik daar weer overheen ben. Een superleuk bruggetje over de rivier waar ik natuurlijk een foto maakt helpt me mijn aandacht weer te verzetten. Op naar de post op 20 km. Maar eerst de rivier crossing, die op 19 km moet zitten en onder de snelweg door. Na een stuk bos en een stuk parallel aan de rivier zie ik ineens het bordje dat overduidelijk aangeeft dat ik over een boomstam moet, recht de rivier in. Het water is koud en de stenen zijn glad dus tijd om de stokken tevoorschijn te halen. Ik denk eerst dat ik een stuk parallel aan de oever door de rivier moet, maar als ik een beetje sta te dralen en aan het zoeken ben hoe ik beste kan lopen zie ik ineens het bordje aan de overkant hangen. Ik moet gewoon rechtdoor aanhouden, dus strak de rivier oversteken. Nou, daar had ik mijn stokken dan eigenlijk ook niet voor nodig.
Ik was nog even de rotzooi van mijn benen maar dat had ik net zo goed niet kunnen doen want ik moet op handen en voeten door de modder om aan de andere kant de oever op te klimmen. Sterker nog, ik moet dwars door een grasveld en dan op handen en voeten onder het prikkeldraad klimmen. Om vervolgens op handen en voeten een steil stuk omhoog te klimmen. Met als resultaat dat ik gewoon weer net zo onder de rotzooi en het stof zit als voor de rivier. Sterker nog, ik ben viezer. Maar dat hoort er allemaal bij.
De beloning is de tweede verzorgingspost. Er staat nog een eenzame dame heel lief op mij te wachten, als ik weg ben mag zij opruimen en weg. Ik snak naar cola maar er is helaas nog maar een half bekertje dus ik moet het weer doen met water, sinaasappel en wat Tucjes. Ondertussen heb ik ook mijn muziek opgezet. Ik vervolg mijn weg en kom door het plaatsje Meiz. In Meiz is een pittige klim van bijna twee kilometer asfalt omhoog in de nu toch wel brandende zon. Gelukkig heb ik het als vanouds wel warm, maar geen last van de warmte.
Bovenaan de heuvel kom ik bij het circuit van Spa waar ze aan het motorracen zijn. Er is ook een camping die vol zit met Spa toeristen en een paar bierdrinkende mannen moedigen me aan in het Frans. Toch aardig, ze hadden ook niks kunnen zeggen. Ik probeer wat van het circuit te zien maar het is lastig. Ondertussen krijg ik een bericht van iemand die ik niet ken op Messenger. Ik ben blijkbaar weer eens mijn pasjes verloren uit de bovenste gleuf van mijn telefoonhoesje. Mijn bankpas, mijn EHBO pas en een visitekaartje. Shit, is het weer zo ver? Toevallig had ik er van de week nog aan gedacht dat ik moest kijken naar een ander hoesje maar daar heb ik nu niks aan. De man in kwestie heeft ze in elk geval gevonden en ik kan ze ‘s avonds ophalen in de buurt van Malmedy.
Waarschijnlijk ben ik afgeleid want ik moet het bos bij het circuit in en loop verkeerd. Bordje gemist en als ik doodloop tegen het hek check ik even de route op mijn horloge. Ik moet inderdaad een paar honderd meter teruglopen. Ondertussen laat ik Frank weten dat ik mijn pasjes verloren ben. Zo stom, ik heb er niks van gemerkt, net als tijdens de Road through Rotterdam. Maar goed, ik kan er nu toch niks aan doen en ze zijn gevonden. De bankpas is ook al geblokkeerd zie ik.
Ik duik weer een bos in maar ook nu mis ik ergens een bordje, of in elk geval was het niet helemaal duidelijk welke richting ik op moest en loop ‘dood’. Een T-splitsing zonder aanwijzingen en als ik de route weer aanzet en check ben ik inderdaad behoorlijk verkeerd. Teruglopen dus. In eerste instantie lijk ik nog via een alternatief stuk door het bos terug op de route te kunnen komen maar dat loopt ook dood dus al met al een extra kilometer.
Als ik het bos uit ben op een kilometer of 27 en weer over een stuk asfalt naar beneden loop belt Frank hoe het nu zit met mijn pasjes. De dekking is helaas helemaal ruk dus we verstaan elkaar bijna niet en ik verbreek de verbinding. Uitleg volgt later wel. Ik ren en wandel weer verder richting de 30 km. Onderweg zie ik nog een tweede eekhoorntje en ook vliegt er statig een roofvogel boven mijn hoofd. Tijd om mijn playlist te veranderen. Als ik mijn telefoon pak zie ik dat inmiddels ook de tweede rij pasjes weg zijn. Dat is ernstiger. Mijn AH Bonus pas kon eigenlijk toch de prullenbak in want de barcode was nog nauwelijks leesbaar en ik heb hem digitaal, maar die andere is mijn rijbewijs. En ik weet ook precies waar het gebeurd is, namelijk toen Frank mij belde want dat is de enige keer dat ik mijn telefoon uit mijn zak gehaald heb sindsdien. En ik ga echt geen drie kilometer terug lopen om te zoeken.
Maar ook hier kan ik nu weinig aan doen dus zit er niks anders op dan maandag een nieuwe aan te vragen. Staaltje acceptatie en door. De derde rij pasjes haal ik er nu maar uit en stop ze ergens anders weg. Dat had ik gelijk al moeten doen maar mijn aandacht zat even ergens anders. Desondanks blijft de telefoon voorlopig ook gewoon in mijn zak zitten en kom toch een beetje in de flow, dusdanig dat ik zowaar mijn bilspier niet meer zo voel. Ergens is mijn lijf dan toch nog niet helemaal vergeten hoe hij dopamine moet aanmaken.
Het stuk naar de derde, en laatste, verzorgingspost is ver, er zit ruim 19 km tussen. Ik heb er qua drinken rekening mee gehouden en eten heb ik genoeg maar ik krijg niet veel naar binnen. Een gelletje met cafeïne gaat nog net en ergens heb ik nog een eierkoek weggespoeld met water gegeten. Ik twijfel ook steeds vaker over de route en sta regelmatig even stil om te kijken of ik nog wel goed ga. Het is duidelijk dat de aandacht een beetje begint te verslappen door toch wel wat vermoeidheid. Ik begin ook wel wat plekjes in mijn schoenen te voelen en de steekvliegen vinden me blijkbaar een lekker hapje. Ze nestelen zich graag in mijn knieholtes.
Maar uiteindelijk blijven de kilometers zich optellen en ben ik bijna bij de verzorgingspost op de 40 km. Dat is een klein heen en weertje en ik kom Marcel tegen. Hij gaat weg, ik kom aan. Ik had via de Messenger al begrepen dat hij ongeveer een kilometer voor me zat. We praten even en wensen elkaar succes om onze weg weer te vervolgen. Bij de post is helaas ook hier de cola op. Omdat alleen water niet genoeg is mix ik tegen mijn principes in, geen onbekende drank tijdens een race, met sportdrank. Ik eet de laatste sinaasappelpartjes op, ik ben toch de laatste, en Frank heeft geregeld dat ze twee stukjes watermeloen voor me bewaard hebben. Ze zijn heerlijk en smaken naar meer, maar ik moet het er mee doen. Op naar het laatste stuk, nog iets meer dan 13 km.
Ik mag een lekkere kilometer naar beneden alvorens er weer een stukje omhoog gaat. En dan komt de coup de grace. Wat ze in het wereldje ‘The Iceberg’ noemen. Ik zie links van mij een skilift omhoog maar ik moet lopen. Of liever gezegd klimmen. Er is echter maar één ding dat ik kan doen en dat is omhoog. Voetje voor voetje. Het is zwaar. Heel erg zwaar. Ik heb het idee dat ik wat moet eten en pak een krentenbol maar ik krijg hem met geen mogelijkheid weg. Dan maar weer verder omhoog.
Verlangend kijk ik naar de skilift. Het is een tantaluskwelling. Elke keer als ik denk dat ik er ben, ben ik er nog niet en moet ik nog een stuk omhoog. Na een eeuwigheid ben ik bij de top van de skilift en mag ik opzij. 10 meter, en dan moet ik nog verder omhoog. Als ik nu dood neerval kan het me niet eens meer schelen. Maar dan eindelijk, eindelijk, éindelijk ben ik op de top. Dit heeft me al mijn energie gekost en dan moet ik nog 11 km. Ik probeer een beetje op adem te komen en begin voorzichtig weer te wandelen. Nu wel opzij zonder omhoog te moeten.
En dan gaat de weg langzaam naar beneden. Het dalingspercentage is dusdanig dat ik kan rennen en kan blijven rennen. En nadat ik dat klereding omhoog geklommen ben zal ik nu naar beneden rennen ook. Ik hoef maar één ding te doen en dat is niet vallen. Als ik nu val sta ik niet meer op. Dat gebeurt niet en ik kan bijna 3 km doorrennen. Het lijkt er op dat ik het ergste nu gehad heb en mag voorzichtig aan beginnen met aftellen. Mijn 5 km per uur zou in theorie nog haalbaar zijn maar dan moeten er geen rare dingen meer gebeuren.
Al met al heb ik een kilometer extra op mijn klokje staan dus ik moet door naar minstens 54 km. Ik loop nu langs de rivier en in de Ardennen betekent dat één ding. Ergens zal ik weer omhoog moeten. Ik heb de ijdele hoop dat het niet zo is, dat het meevalt of dat het in elk geval geleidelijk gaat. Het is de Ardennen, dus het is wel zo, het valt niet mee en het gaat niet geleidelijk. Als ik nog twee kilometer moet krijg ik weer een steile klim en als ik nog ergens een restje energie had, dan is die bij deze op. Het gebrek aan eten en het gebrek aan het alternatief, cola drinken, heeft me de das omgedaan. Tergend langzaam ga ik omhoog tot ik de rand van een weiland bereik. Het weiland waar ik doorheen en daarna omhoog moet voor het laatste stukje van de skiberg waar ik nu exact elf uur geleden naar beneden dribbelde. So much voor de tijdslimiet.
Als ik de rand van het weiland bereikt heb en het hobbeltje over zie ik de skiberg en de skihut. Tegelijkertijd word ik van bovenaf ook opgemerkt en hoor ik in de verte het geluid van de koebel. De laatste paar honderd meter dienen zich aan maar ik heb me in mijn leven nog nooit zo leeg gevoeld. Het is niet eens vermoeidheid, het is gewoon leeg. Dead battery. Niks, nakkes, nada, noppes. En dan moet je nog driehonderd meter omhoog klimmen.
Ik krijg een Deja Vu naar de klim op de Kilimanjaro, en dan met name de laatste kilometer naar de top. In ijle lucht, na reeds 4 dagen afzien en midden in de nacht ging ik voetje voor voetje omhoog. We hebben bijna 10 uur over die kilometer gedaan. Dit gaat iets sneller maar het gevoel is hetzelfde. Maarten komt me halen, samen met twee mensen van de organisatie waaronder de medisch specialist. Ik merk dat hij enigszins bezorgd is maar dat hoeft niet. Ik ben verder in orde, ik ben alleen leeg. En een auto zonder benzine krijg je ook alleen maar vooruit door te duwen, dus duw ik mezelf omhoog, all the way to the top, to the finish.
Frank komt het laatste stukje ook naar beneden onder luid commentaar van de rest. Ik begrijp dat hij niet verder kon, door hevige krampen in zijn benen. Ik vind het niet erg, ik ben toch niet aanspreekbaar tot ik mag afklokken. Onder luid gejuich en onder de boog door doe ik nog drie pasjes rennen voor de foto. Altijd rennend finishen! Officieel moet ik nog naar boven naar het terras van de skihut waar de organisatie me afmeldt. Officieel iets meer dan tien minuten te laat. Kut. Het had niet anders gekund en het kan me ook niet schelen maar het voelt als 4:01 op een marathon.
Ik plof op een stoel, klaag over het gebrek aan cola en krijg een glas biologische sinas van de dokter. Dan heb ik toch iets van suiker. Ik heb even een minuutje nodig om bij te komen. Of twee. Ik krijg felicitaties van diverse mensen en ook de bende van ellende is er nog maar het is nu wel tijd om naar huis te gaan. De douche wacht alsmede de BBQ. Bovendien moeten Frank en ik mijn pasjes nog ophalen en dat blijkt toch ook nog een half uurtje heen en twintig minuten terug rijden.
Als dat allemaal gebeurd is kunnen we eindelijk genieten van wat voedsel want ik ben zowaar weer in staat om wat te eten. We praten nog uitgebreid na over alles wat we meegemaakt hebben en onderweg tegen gekomen zijn en hoe het iedereen vergaan is. Maar uiteindelijk hebben we het allemaal gered. Zelfs Marcella die er doelbewust voor gekozen heeft om tot 30 km te lopen, wat ze eigenlijk toch al van plan was. Rond een uur of elf is het wel welletjes en zoeken we ons bed op. Nu proberen te slapen.
Na een rusteloze nacht staat de wekker iets later vandaag. De start van de 35 km is om 9:30 en die van de 15 km een uurtje later. Frank heeft besloten niet meer te gaan lopen. Hij heeft ‘s nachts toch weer last van kramp gehad maar het ergste zijn de allergiebulten op zijn armen en benen die jeuken als een gek. Ik heb ze ook wel maar een heel klein beetje maar. Marcel en Marcella lopen de 15 km, de rest start gewoon op de 35 km. En ik? Ik heb gisteren al besloten dat ik ga starten op de 35 km maar slechts 15 km loop. Op 5 km kan ik namelijk afbuigen. Ik wil echter wel om 9:30 starten, dan heb ik meer tijd en ben ik eerder klaar. Ik ga er een relax loopje van maken. Bovendien hoeft Frank dan ook niet zo lang te wachten.
Na het ontbijt rijden we richting de start en haal daar mijn nummer op. Ik waarschuw de organisatie al een beetje dat ik de 15 km ga lopen in plaats van de 35 km. Ze vinden me sowieso al dapper dat ik überhaupt ga lopen, maar in het kader van een meerdaagse trail die ik volgend jaar in mijn achterhoofd heb zitten is het een goede training voor me.
We gaan nu niet de skiberg af maar opzij. Ik voel mijn bovenbenen en de drukplekken op mijn voeten van gisteren en doe rustig aan. De rest spurt weg zoals gewoonlijk waardoor ik al snel in mijn eentje achteraan loop. Als ik het bos indraai zie ik de fotograaf die net weg wilde gaan en gauw weer positie neemt als hij me ziet aankomen. Die pik ik dan nog mooi even mee.
De weg glooit voorzichtig naar beneden waardoor ik zowaar in de trailshuffle kan lopen. Mijn bovenbenen zijn vandaag de grootste boosdoeners. Na twee kilometer zie ik Tony ineens terug komen lopen. Hij is misselijk en stapt uit. Ik wens hem sterkte en dribbel verder tot ik weer in een bos ben en opnieuw de fotograaf tegen kom. Leuk! Ik hoop dat ze goed zijn want ik hou van het bos en het is een mooi decor. Dan door, even voorbij de 4 kilometer waar de 15 km en de 35 km zich splitsen. Zij naar rechts, ik naar links.
Ik word gelijk geconfronteerd met een hele steile afdaling. Ook die moet voetje voor voetje en ergens ben ik blij dat ik niet omhoog hoef. De stokken mogen in elk geval aan het werk. Dan voel ik ineens een paar druppels. Het is regen, voor zover je het regen kan noemen, maar het is wel welkom want het is benauwder dan gisteren. Als ik eindelijk beneden ben kan ik weer rennen. Niet voor lang want bij de 6 km zie ik een bordje waarvan ik zeker weet dat hij naar links wijst. En links is een steile heuvel op. Als ik er ben weet ik het zeker en mag ik omhoog. Maar nu heb ik nog energie en ben nog fris dus alhoewel nog steeds voetje voor voetje ligt het tempo een stuk hoger dan gisteren.
Vandaag volgen we overigens de blauwe borden maar gezien de afstand heb ik de route op mijn horloge maar gewoon aangezet. Dat loopt toch fijner en qua batterij moet hij dit gewoon halen. Dat was gisteren niet gelukt. Als ik eindelijk boven ben mag ik ook weer naar beneden en ben ik alweer op weg naar de verzorgingspost post. Op 7 km en een beetje word ik ingehaald door de eerste loper van de officiële 15 km. Ach ja, verschil moet er zijn. Kort daarop kom ik bij de verzorgingspost en rennen nummer twee, drie en vier voorbij. Ondertussen sta ik uitgebreid met de dame van de post te kletsen. Had ik al gezegd dat ik vandaag een relaxrondje ging lopen?
Ik heb niks nodig maar voor het lekkere pak ik twee stukjes watermeloen. Dan ga ik uiteindelijk toch ook maar weer lopen want ik ben pas op de helft. De route loopt vooral door bos en over paden met stenen en het is redelijk te doen qua rennen en wandelen. De grootste klim, op die aan het einde na, heb ik gehad dus op de spierpijn en de drukpunten na gaat het aardig. Onderweg heb ik veel aanspraak. Niet alleen van Maarten, de jongen die vlak na ons finishte op het Petranpad en luidt achter mij roept ‘jou ken ik!’, maar ook van mensen die mij gisteren hebben zien finishen en nu ietwat bezorgd vragen of het gaat als ze me zien wandelen.
Met een aantal maak ik een praatje en leg uit waarom ik vandaag loop, waarom ik 15 km doe en waarom ik toch ook wel gedeeltelijk wandel. Ze uiten allemaal hun respect gezien gisteren en het feit dat ik vandaag weer aan het lopen ben. Voor mij is het vooral heel leerzaam. Toch zijn de laatste kilometers weer wat zwaar voor de benen en ook die zijn nu aan het jeuken van het gras. Twee kilometer voor de finish halen Marcel en Marcella me in.
Als ik nog anderhalve kilometer moet bel ik Frank maar ook nu is de verbinding erg slecht. Ik begrijp echter dat hij op het terras zit met Tony. De laatste kilometer breekt aan en ik zit nu op dezelfde route als waar we gisteren begonnen maar dan andersom. En dan komt het moment waarvan je wist dat ging komen. De skiberg omhoog. 600 heerlijke klimmeters. Wat kunnen 600 meters dan lang zijn.
Ik werk me naar boven op de voor mij bekende manier. Stukje voor stukje. Tot aan die grassprieten. Tot aan de donkere vlek. Tot aan de paal van de skilift. Tot aan het bultje. Als ik in het zicht ben van de mensen in de skihut komt Frank nu wel naar me toegelopen om samen de laatste meters te maken. Onder de boog door en naar boven naar het terras om me af te melden bij de organisatie. Ik ben blij dat ik klaar ben. Officieel mocht ik er drie uur over doen. Het zijn er drie en een half geworden, maar dat wist ik van tevoren en ik heb vandaag dan ook niet op de tijd gelet.
Ik wil heel graag douchen en wat eten maar Frank heeft net bier besteld dus ik moet nog even wachten. Daarna lekker naar het huisje waar ik kan douchen, we de rotzooi opruimen, de laatste dingen inpakken en weer naar de skihut rijden. Marcel en Marcella rijden net weg vanwege de katten en we wachten tot eerst Olav en Leonie en daarna René en Simone finishen. Diep respect. Als mijn leven er vanaf gehangen had, had ik het ook gedaan maar gelukkig hoefde dat niet. Na nog een drankje gaat iedereen langzaam aan naar huis. We nemen afscheid van een superweekend en vangen de lange weg naar huis aan. Gelukkig gaat het soepel. Thuis bestellen we eten, ruimen alles op en ploffen we op de bank voor de formule 1 om alleen nog maar als een pinguïn naar de wc en later naar bed te waggelen.
Haute Ardenne. Het was afzien, het was weer grenzen verleggen, het was gezellig maar het was vooral ook zeer leerzaam. En die meerdaagse trail volgend jaar? Daar moet ik nog wel het een en ander voor gaan doen, maar dan moet dat haalbaar zijn. Maar eerst weer normaal kunnen lopen.
Nu eerst even een paar weken écht rustig aan doen. Beloofd!