The Great Escape. 50 of 100 mijl voor de liefhebbers door Luxemburg naar België in de Ardennen. Twee jaar geleden liepen Frank en ik samen de 50 mijl, vorig jaar ben ik gestart met als uitgangspunt dat ik niet ging uitlopen maar in elk geval wilde proberen tot de helft te komen. Mijn lichamelijke ongemakjes waren toen al duidelijk aanwezig en ik had die week ervoor afgezien op 50 km bij de Airborne Freedom Trail. Ik haalde uiteindelijk 55 km. Dus toen Frank dit jaar weer inschreef dacht ik bij mezelf: ‘Bekijk het maar, ik ben wel gek maar toch ook wel een klein beetje goed.’ Bovendien zouden we dan net terug zijn van drie weken vakantie. Maar ja, hem alleen die kant op laten gaan was wel een optie, maar hem alleen na 50 mijl terug laten rijden vond ik geen, dus ik moest wel mee. En als ik daar dan toch was met niks omhanden, kon ik net zo goed gaan vrijwilligen.
Zo gezegd, zo gedaan dus braaf het formulier ingevuld met mijn gegevens en mijn beschikbaarheid. Een week voor het event had ik mijn instructies. Ik mocht me om 21:00 melden bij ‘het commandocentrum’ en dan het eerste deel gedurende de avond/nacht de lopers op CP4 verblijden met mijn aanwezigheid, dan een paar uur slapen en vanaf 12:00 me in de keuken begeven tot het einde van de BBQ. Nou, dat moest lukken.
Inmiddels is het zaterdagmiddag en Frank is er helemaal klaar voor. Bij mij kriebelt het ook wel want ook ik moet nadenken wat ik meeneem. Kleding voor kou zoals een dikke trui, jas en muts en, oh misschien zijn handschoenen ook geen slecht idee. Een oplader voor mijn telefoon, iets te eten en te drinken want er is wel genoeg maar ja, ik ben nogal kieskeurig. Bovendien weet ik dat het vooral koek, snoep en chips is wat ze daar hebben. En natuurlijk een kussen en een slaapzak zoals in de instructies aangegeven. We vertrekken om 17:30 vanuit huis na wat pasta te hebben gegeten en komen netjes om 20:30 aan. Onderweg houden we wat bekende lopers op de 100 mijl in de gaten en vraagt Frank of ik geen hoofdlampje mee had moeten nemen. ‘Nee joh, op de post hebben ze toch licht en bovendien stond het niet in de instructies.’
Aangekomen in Maboge treffen we Maarten en Christine. Die hebben we al een tijd niet gezien. Terwijl Frank zich aan tafel post meld ik me bij het commandocentrum. Ik krijg een badge en een bandje en hoor er nu officieel bij. Ik ben vrijwilliger bij de The Great Escape van de Legends! Een Legendary Friend zoals ze het zelf noemen. De eerste vraag die ik officieel in functie krijg is of ik een hoofdlampje bij me heb. Niet dus en ik krijg er een te leen. Ik bedenk me dat ik er misschien eentje in ons noodreservekistje heb en dat blijkt te kloppen. It is not much maar het volstaat dus de geleende kan gelijk terug. Komt dat stomme ‘je weet nooit wanneer je het nodig hebt’ kistje toch nog van pas. Nu nog vervoer naar CP4 zien te regelen. Er staan twee andere dames met mij, Ann die er al is, en Inge die net weg is. Ik moet dus even wachten op een busje dat over 37 minuten verwacht wordt. Als die er is mag ik met Arnold meerijden. Ik kus Frank gedag, pak mijn tas, help nog even met uitladen van drop bags en dan zet Arnold mij om 22:18 af bij CP4. Een tentje in the middle of nowhere waar het een drukte van belang is. Ann staat er met nog twee anderen die nu afgelost worden, Inge is er nog niet.
De twee anderen gaan weg en laten de CP in de kundige handen van Ann en mij. Dat wil zeggen, ik doe dit voor het eerst en kom er later achter dat Ann het ook voor het eerst doet. Ach ja, gelukkig kunnen we allebei goed improviseren en cola uitschenken en bananen snijden is nu eenmaal geen rocket science. De uitdaging ligt meer bij iets te weinig dekens met iets te veel uitvallers. Er ligt er al één in de tent die eerst moet slapen voordat hij weet of hij doorgaat en vraagt ons om hem na een uur wakker te maken. Een tweede volgt gauw en dan is onze tent vol. De rest moet ‘buiten’ op het bankje zitten als ze stoppen.
Voor mij als eerdere loopster is deze CP4 bekend als de eerste die je tegenkomt op de 50 mijl en vooral bedoeld als wat drinken en wat chips pakken en weer door, maar voor de 100 mijl is dit het 100 km punt en bijna een point of no return. En het is koud! Ik was gewaarschuwd, had me er weer geen voorstelling van kunnen maken maar ben blij met mijn drie lagen waar ik gauw een vierde aan toevoeg door mijn regenjasje aan te trekken die ik eigenlijk bij me had onder het motto ‘mocht het nou tóch nog kouder worden dan gedacht, dan heb ik die eventueel ook nog bij me.’ Het ís kouder dan gedacht maar gelukkig met het jasje ben ik voldoende gekleed, vooral omdat het voorlopig best druk is met het af en aanlopen van de lopers. De sterrenhemel is dan wel weer prachtig om naar te kijken.
Opeens staat Inge voor onze neus, zich verontschuldigend dat ze zo laat is maar ze moest naar een andere CP om wat bordjes om te hangen. Een boer had kuikens en die konden niet tegen al die lopers met hun lichtjes. Ze raken van slag en lopen als een kuiken zonder kop rond zich dood. En dus hangen de pijlen nu een stukje om. Inge heeft al wel vaker geholpen, vanaf de eerste editie, en kan nu wat aanwijzingen geven. Voor zover nodig want jullie kennen mij, na een half uur ben ik ‘King of my CP’. De voor velen onbekende Florence Nightingale in mij komt naar boven (ja, ik kan heel erg zorgzaam zijn) en ik vraag iedereen hoe het gaat, deel eten en drinken uit, help met het vullen van flesjes, wikkel uitvallers in dekentjes, zorg dat mensen de goede kant op lopen en hou iedereen in de gaten of het nog goed gaat. Ondertussen leer ik in rap tempo Vlaams van mijn collega vrijwilligers. Als tegenprestatie leer ik hun Nederlands. Hesp blijkt ham te zijn, ze hebben het over Stappers en ik leg op mijn beurt uit wat een capuchon is.
Er komt een busje en het is inmiddels ook een uur verder dus we wekken de loper die uiteindelijk toch besluit om door te gaan. Mooi want het busje kwam alleen proviand brengen en heeft geen plek om mensen mee te nemen. Wel hebben we nu wat meer dekens ter beschikking voor andere uitvallers. En dat zijn er veel. Het is een klein slagveld en we willen onze CP bijna omdopen tot ‘Another one bites the dust’, ware het niet dat we niemand willen demotiveren én dit een van de andere events van de Legends is. Een aantal bekenden komen nu buurten. Eerst Cees, die me in eerste instantie niet herkent door alle lagen stof die over mijn hoofd gedrapeerd zijn heen. Pas als ik mijn drie capuchons af doen en mijn lichtje aan zet ziet hij dat ik het ben. Dat en het feit dat ik zeg: ‘Ik ben het, Saskia.’ Dat helpt denk ik ook wel. Daarna Fernando en Edwin die er nog heel fris bij lopen. Als laatste Guido, met wie het een stuk minder gaat. Hij is enorm misselijk, gaat in de tent liggen en moet de handdoek in de ring gooien. Ik heb met hem te doen en probeer het hem zo makkelijk mogelijk te maken.
Er komt weer een auto aan en het duurt even voor ik in de gaten heb dat het Sandy is. Zij en een man stonden op CP5 die inmiddels gesloten is en komen even kijken. We kletsen even en ze nemen Guido mee naar de finish. Gelukkig, kan die ook weer bijkomen. De passanten beginnen nu een beetje uit te dunnen als de achterhoede van de 100 mijl langzaam maar zeker allemaal voorbij komt. De wandelaars zijn allemaal al geweest en de 50 mijl is pas gestart. Kan ik mooi Frank in de gaten houden. Hij loopt achterin maar gestaag. Toch zal het nog even duren voordat hij hier is. Ik snack wat nootjes en een frangipan, mijn meegebrachte broodje heb ik om 23:00 al opgegeten. Het is inmiddels bijna 2:00, de sluitingstijd voor de 100 mijl. De laatste lopers komen binnen, een groepje van vijf, waarvan er drie toch ook stoppen. We bellen maar weer om ze op te laten halen. Dan komt ook de laatste loper met nog een paar minuten op de klok en die loopt toch door. Dapper.
Niet veel later komen de eerste lopers van de 50 mijl binnen. Ze hebben haast want ze zijn nog fris. Fris op alle manieren want het wordt steeds kouder. Het is nu twee graden en de meesten lopen toch in korte broek. Ik denk aan Frank en ben blij dat ik niet hoef te lopen vandaag. Ik moet er niet aan denken. Aan de andere kant heb ik dit vaker gedaan, ga ik dit vaker doen en eerlijk gezegd als de omstandigheden anders waren geweest had ik vandaag ook gelopen. Dan had ik het ook koud gehad maar als ik aan het lopen ben is alles anders. Ray had weer een mooie uitspraak in Kamp van Koningsbrugge. ‘Je wilt het wel zijn, maar je wilt het niet worden.’ Ik wil het altijd zijn en ben bereid om het te worden anders begin ik er niet aan. Maar vandaag is vandaag en ik sta nu hier een ander ding te doen. Het zijn vooral mijn voeten die koud zijn doordat het vochtig is.
Na de hoos van de 50 mijl lopers is het weer rustig. Er komt nog een groepje van een man of acht waaronder Frank, en dat zijn de laatsten. Rond drie uur komen ze aanlopen en ook zij hebben het heel erg koud. Tja, beetje doorlopen hé, krijg je het vanzelf warm <knipoog>. Nadat iedereen van eten en drinken voorzien is gaan ook zij, op twee na, weer verder en is het in principe voor ons klaar. Ik kus Frank gedag en bel in voor een jongen die last van zijn hielspoor, heeft en een dame. We spreken af dat we de CP zo goed als mogelijk opruimen en wachten tot de twee lopers opgehaald zijn, dan mogen wij ook naar het finishgebied. Al met al is het al half vier als we vertrekken. Ik rij met Inge mee en Ann zie ik morgen, of liever gezegd later vandaag, wel bij de BBQ weer.
Eenmaal in het finishgebied meld ik mij weer in het commandocentrum. Ik mag slapen en ben vrij tot 12:00 mijn corveedienst start. Er is een herberg met bedden waar je kan liggen. Ik pak mijn slaapzak en kussen, blij dat ik die toch meegenomen heb, en zoek de herberg op. Een stukje verderop staat een gebouw dat het zou kunnen zijn en na een blik door de ramen gok ik het er maar op. Beneden schoenen uit, de bedden staan boven. Er zijn vier kamers en ik probeer deurtje nummer één. Ik zie volle bedden en ga naar deurtje nummer twee. Ik zie een trap naar boven maar verder niks. Ik ben lui en probeer eerst deurtje nummer drie. Nog een trap maar ook een stapelbed waarvan de bovenste leeg is. Bingo en om 4:45 lig ik nagenoeg aangekleed heerlijk warm in mijn slaapzak.
Na ongeveer een uur of drie wat voor slapen door heeft moeten gaan word ik een beetje brak wakker. Ik blijf nog een uurtje liggen maar sta dan in fases op. Eerst even mijn telefoon checken en kijken waar Frank is, dan voorzichtig de slaapzak openritsen en acclimatiseren met de buitentemperatuur, buiten mijn slaapzak dat is, en uiteindelijk pak ik mijn spullen in en sta op om weer richting commandocentrum te gaan. Kijken of ik iets van ontbijt kan scoren want ik heb natuurlijk niks bij me. Vergeten, wat bijzonder is want eten heb ik altijd wel geregeld. Nou ja, eerlijk is eerlijk, ik zou ik niet zijn als ik niet een plan B had dus ik heb een pakje chocomelk bij me en er zit een Madeleine en een frangipan in mijn tas. Worst case scenario als er geen ontbijt is kan ik dat opeten.
Ik meld me bij het commandocentrum en vraag naar mijn taak in de keuken en eventueel ontbijt. Ik word in de handen van Sandy geplaatst die me naar de bevoorradingstent leidt. ‘Hier staat alles wat we te eten hebben, leef je uit’ is vrij vertaald de boodschap. Het worden twee boterhammen met abrikozenjam en twee boterhammen met pure chocoladepasta. En een pakje chocomelk. Als ik dat allemaal op heb is het zo’n beetje elf uur en ondanks dat ik officieel pas om twaalf uur ingedeeld ben loop ik met mijn ziel onder mijn arm. Ik vraag of ik al wat kan doen en krijg twee keuzes: helpen met eten klaarmaken of helpen achter de bar. Het kost me één milliseconde. Met mijn achtergrond als professioneel kroegtijger heb ik genoeg ervaring achter de bar en vind dat ook veel leuker dan rode bieten snijden. Ik word overgedragen aan Harry en Marianna.
Het duurt een kwartiertje voordat ik weet waar alles staat, hoe ik mensen digitaal moet laten betalen, hoeveel iets kost en hoe de bonnetjes van de BBQ werken. Ik kan aan de bak. Met afwisselend drank schenken, glazen ophalen en mijn favoriete lopers in de gaten houden maak ik niet alleen mijn stappen maar gaat de dag ook lekker snel voorbij. Gelukkig maar want anders was ik allang in slaap gevallen. Naarmate Frank de finish nadert alsmede de cut off begin ik ook de bende van ellende op de hoogte te houden. Zelf hebben ze gisteren een ultra trail in Luxemburg gelopen. Cees komt binnen, Fernando en Edwin komen binnen en uiteindelijk is daar het moment waarop ik Frank kan opwachten. Het is rond 16:30 en heeft dus formeel nog een kwartier over.
Frank is behoorlijk naar de klote. Fysiek dan, hij heeft enorm pijn in zijn knie gehad, maar ik ben super trots op hem dat hij het gehaald heeft en doorgezet. Mentaal valt het dan ook allemaal wel mee en binnen no time heeft hij weer de grootste praatjes. Als iedereen zo’n beetje weg is, is het voor ons ook tijd om te gaan. Het is al vijf uur en we moeten nog minstens drie uur naar huis rijden. Ik neem voorlopig afscheid van mijn nieuwe vrienden want ik ga er zeker een aantal zien tijdens de Bello als ik zelf weer meeloop. Ik heb er nu al weer zin in, helemaal omdat ik nu meer mensen van de Legends familie ken. Een aantal lopers bedanken me nog voor de goede zorgen en ik kan recht uit mijn hart zeggen dat ik het met liefde heb gedaan. Want één ding weet ik nu zeker.
Lopen is leuk, maar supporten op dit soort events en afstanden is evenzo leuk!