Bello Gallico 3x scheepsrecht

Goed, we doen het nog één keer. Vooral omdat Frank hem nu toch écht een keer uit moet lopen en ik, ik omdat ik natuurlijk met hem mee ga. 100 mijl a.k.a. 162 km door de bossen en het platteland bij Heverlee in max. 36 uur. Kunnen we gelijk weer even oefenen voor ‘dat ding door de duinen’ wat ik nog onafgemaakt op mijn lijstje heb staan in Februari. 

Maakt het het nu makkelijker nadat ik hem al twee keer uitgelopen heb? Natuurlijk niet. Het blijft 162 km en twee dagen bikkelen. Bovendien als Frank druk voelt om hem uit te lopen omdat het anders een dingetje wordt, voel ik dat toch ook wel ‘want ik heb het al twee keer gedaan’ dus moet ik het een derde keer ook kunnen. Maar ja, ‘we willen het zijn, dus moeten we het ook worden’, ‘it’s you against you’, ‘the body says stop but the spirit cries never’, ‘dat bedoelen we met karakter’ en nog meer van dat soort one-liner ongein. 

Pluspunten voor deze editie. Ik heb de week ervoor vrij dus ik kan me rustig voorbereiden en een beetje uitrusten, ik ben fitter, het wordt koud maar het blijft als het goed is droog en het lijkt iets minder modderig dan vorig jaar. Minpunten zijn dat het echt wel koud wordt, ik al de hele week last van mijn schouders en nek heb, er wat meer ‘fuckdeovergang’ kilo’s aan zitten en ik tot overmaat van ramp een kloof in mijn rechterhiel ontdekt heb vanochtend. Ik verwacht echter dat dit pijntje wegvalt tussen de grotere pijnen die ik ga krijgen ergens along the way.

Vrijdag rijden we op tijd en zonder stressen richting België, onderweg twee Surinaamse broodjes scorend voor de lunch. Met sambal, we houden wel van een uitdaging. Ruim op tijd komen we dan ook aan in inmiddels ons stamhotel waar we een kamer krijgen voor mensen in een rolstoel. Voorzienigheid? Ik hoop het niet. Bij het inchecken komen we de eerste bekenden al tegen. Claudia, met twee vrienden, die ook allemaal gaan lopen. De receptioniste geeft aan dat het hotel vol zit met lopers. Gezellig, gedeelde smart is halve smart. Ik heb zoals gewoonlijk een dubbel gevoel. Zin om te gaan lopen en de uitdaging weer aan te gaan, opziend tegen het vroege, lees midden in de nacht, opstaan en de kou in te duiken. De start is altijd het ergste, als ik eenmaal aan het lopen ben is het meestal wel weer ok.

Rond vijf uur gaan we richting De Roosenberg om ons aan te melden en ons startnummer op te halen. Daar treffen we onze medestrijders. Cees, Fernando, Edwin, en ook Sifra is er voor haar eerste 100 mijler. Aansluitend een hapje eten en dan zorgen dat we om 20:00 in bed liggen. Veel slapen zal het niet worden maar rusten moet voldoende zijn. De wekker staat weer om 2:00. Daar hoeven we dankzij het verslag van vorig jaar gelukkig niet over na te denken.

Als de wekker gaat is mijn bed toch weer erg lekker zacht en warm, voel ik mijn kloof kloppen en het spiertje tussen mijn schouderbladen trekt. Een goed uitgangspunt voor 162 km zullen we maar zeggen, maar ik heb in elk geval wat geslapen. De spullen liggen klaar maar het blijft stressen. Heb ik alles? Waar ligt zus of zo? Zal ik anders toch maar niet? Uiteindelijk vertrekken we om 3:00 richting De Roosenberg en zullen we het er mee moeten doen. Parkeren is wegens verbouwing rechts in plaats van links en met de trailvesten om onze nek lopen we de helling af naar de zaal. Dat wordt wat zondag als we weer omhoog moeten. De dropbag hebben we vanmiddag al afgegooid.

In de zaal is het druk met de 100 mijl lopers en als ik zo eens om me heen kijk zie ik vooral oudere mannen. De dames zijn dit jaar ondervertegenwoordigd met slechts 17 deelneemsters. Ik eet mijn krentenbrood, drink mijn sapje en bewaar de banaan toch maar voor later. Het is tijd om klaar te gaan staan, maar eerst nog even naar de wc. Een rij bij de mannen, niemand bij de dames. Omgekeerde wereld. Dan loopt iedereen naar de start en wij gaan we achteraan. Rustig aan beginnen.

Het parcours is iets anders dit jaar vanwege onbegaanbare paden en de start is naar rechts in plaats van links door verbouwingen en de slechte staat van de vlonders. We gaan het wel zien, gewoon de gele bordjes volgen, GPS als reserve mee. Naar rechts dus in plaats van links. Alhoewel we afgesproken hebben om gewoon lekker achteraan te hobbelen zitten we weliswaar in de achterhoede maar zijn niet laatsten. Nog een duidelijk teken dat het beter met me gaat want ik hoef niet na een paar honderd meter al puffend te gaan wandelen. We dribbelen lekker met voldoende rode lampjes in ons zicht houdend om te kunnen blijven volgen. Scheelt weer het turen naar de gele bordjes.

Had ik vorig jaar twee kwebbelende Duitse dames achter me, hebben we dit jaar prijs met een zeer luidruchtige en non-stop babbelende Belg. Hij loopt in een klein groepje met helaas ongeveer hetzelfde tempo als wij. Elke keer als ik denk dat we ze kwijt zijn moet Frank plassen of zo en dan zitten ze weer achter ons. Ik probeer het te negeren maar dat lukt nauwelijks. Geen wonder dat een hert verschrikt wegspringt als we aan komen lopen. Ik probeer het tempo een klein beetje op te voeren om van ze af te komen wat op een gegeven moment dan toch gelukkig lukt. Of zijn ze ons stiekem voorbij gelopen? Hoe het ook zij, de rust is weer wedergekeerd en kunnen we in de stilte van de donkere nacht door naar de eerste verzorgingspost. Donker want de hemel zit potdicht maar het is minder koud dan gedacht en vooral droog. 

Bij CP1 krijgen we broodjes met ham of kaas en kan ik naar de wc. De Surinaamse broodjes laat ik achter en ik gooi voor de zekerheid mijn klokje op de lader, met als gevolg dat de GPS als een idioot tekeer gaat. Als ik hem er even later weer afhaal ben ik drie kilometer verder. Nou ja, dat corrigeren we wel weer als ik klaar ben. Ik moet plassen maar ik heb de pech dat met 17 deelnemende dames, er toevallig een op de WC zit en er één staat te wachten. 17 dames, en dan sta ik nog in de rij voor de WC! 

We verlaten de CP en duiken de nacht weer in. Voor mij is het nu pas echt begonnen en ik begin lekker te lopen. Ik heb nog geen pijntjes, het onwillige spiertje in mijn rug ligt te slapen en zelfs de kloof houdt zich rustig. Gelukkig maar, het is nog veel te vroeg in de wedstrijd om ergens last van te hebben. Sommige mensen vinden lopen in de nacht saai, ik vind het heerlijk rustgevend en avontuurlijk tegelijk. Samen hobbelen we dan ook lekker door, onderweg punten herkennend waar we andere jaren iets meegemaakt of iets gezien hebben. Toch zijn er ook hele stukken die ik totaal niet herken. Zouden dat ook aanpassingen in de route zijn? Of let ik gewoon niet goed op? Ik weet het niet, misschien de routes nog maar even naast elkaar leggen volgende week.

Ergens tussen 7 en 8 uur ‘s ochtends begint het te schemeren. Omdat het bewolkt is hebben we geen mooie zonsopgang maar de lampjes mogen uit. Fijn. ‘S nachts lopen is leuk maar ook wel vermoeiend en de lamp drukt altijd op mijn voorhoofd. We lopen nu al een tijdje op met een man en spelen het haasje over spel. Ik spreek hem aan. Hij heet Marc en dit is zijn eerste keer 100 mijl. Later blijkt hij een vriend van Edwin en Fernando. De wereld is klein, de trailwereld nog kleiner. Zo lopen we een tijdje met elkaar op tot we weer een beetje uit elkaar vallen. We zien hem nog bij de volgende CP, daarna niet meer.

We komen aan op CP2 en de eerste marathon zit er op. Hebben we het tot nu toe droog gehouden op wat modderige stukken na waar ik redelijk zonder kleerscheuren doorgekomen ben, mogen we straks scheenbeen hoog door de blubber. Maar eerst even wat eten en drinken. Frank pakt onze dropbag maar meer dan wat eten haal ik er niet uit. Ik heb nu nog niks nodig qua kleding of iets dergelijks en ook al is het inmiddels licht, ik verwacht mijn zonnebril niet nodig te hebben. Sandy komt net aan en helpt ons aan soep (want ik vind de wraps niet zo lekker) en cola. Wat dat betreft zijn de vrijwilligers de mensen die je loop maken. Ok, lopen moet je zelf doen maar voor de rest? Vlak voordat we weer op pad willen gaan voel ik kramp in mijn onderrug. Voor de zekerheid ga ik nog maar even op de wc zitten en dat blijkt een goed besluit. Nu is er niks meer waar ik last van kan krijgen, in elk geval niet op dat gebied.

Tijd om een eind te maken aan de droge voeten want we moeten ‘het moeras’ in zoals dat heet. Tenminste, zo hebben wij het omgedoopt. En ook al zit het struikenpad langs het meer er niet meer in, we mogen nog steeds over de vlonders langs het weilandje met onze poten de modder in. Alhoewel vlonders, wat daar van over is dan. Er is geen ontkomen aan en in tegenstelling tot de snelle jongens die er geen seconde over nadenken en er zo doorheen banjeren, trek ik na al die jaren nog steeds een vies gezicht met een schreeuw van afschuw als ik mijn halve been in de koude grijze brei weg voel zakken. Je hebt modder en je hebt modder, en dan heb je Bello modder. Nu maar hopen dat ik mijn schoenen niet kwijt raak want het is echte plakmodder. Maar goed, we moeten voorruit en dat kan maar op één manier. Toch ben ik altijd weer blij als we dat weer gehad hebben. Hoe bedoel je out of your comfortzone? 

Nu komen we echt op een nieuw stuk route als we dit keer door de struiken aan de andere kant van het meer lopen. Ergens zien we aan de overkant de CP liggen waar we net vandaan komen ook al zijn we drie kilometer verder. We hadden gewoon door kunnen steken maar ja, no shortcuts. Dat past niet in mijn brein. Typerend is wel dat aan het begin van het paadje een waarschuwing opgehangen is. Het is in het Frans maar ik haal er uit iets als zijnde ‘Pas op! Onbegaanbaar pad.’ Natuurlijk, daarom lopen wij daar.

Mijn voeten hadden zich nog redelijk goed gehouden maar toch begon er aan het einde van de eerste marathon een klein blaartje zich te openbaren. Ik heb er nog geen last van maar het modderige water zorgt wel voor een steek in mijn kloof. Dat kan niet goed zijn. Gelukkig trekt het weer weg en tegen de tijd dat we weer op droge ondergrond zijn kan ik weer doorrennen. We gaan nu beginnen aan de tweede helft van de eerste helft en dat betekent klimmen en dalen. De Bello werd ooit door Olav bestempeld als ‘een beetje vals plat’ en eerlijk gezegd was ik alweer vergeten dat er toch nog wel wat hoogtemeters in zitten. De meest steile bult is er uit maar daarentegen zijn er nog genoeg vooral lange paden omhoog of omlaag. Voor nu lijkt het met name omlaag en ik kan niet helpen om te bedenken dat we hier straks ook omhoog moeten.

We lopen nog steeds lekker ‘op schema’ zoals dat heet en hebben wat meer dorpen, en dus asfalt, waar we doorheen trekken. Dat betekent op de heenweg meters kunnen maken, op de terugweg maakt het niet meer uit waar je loopt, dan gaat alles langzaam. Ook komen we nu al de eerste wandelaars tegen die op de terugweg zijn, en even later de eerste hardlopers. Wij zijn nog niet eens op de helft dus ik ben dubbel zo blij als we de verzorgingspost van de 62 km bereiken. Het einde van de eerste helft is daarmee in zicht en gevoelsmatig heeft het langer geduurd om hier te komen dan normaal. We krijgen broodjes knakworst en omdat het broodje een beetje droog is maar ik wel wil eten vraag ik of ik twee worstjes op één broodje mag. Dat mag, beetje ketchup er op en dan glijdt het allemaal wat makkelijker naar binnen. Voor mijn gevoel eet ik minder dan andere jaren en ik hoop niet dat dat een probleem wordt qua energie.

We gaan weer op pad en er beginnen zich wat meer pijntjes te ontwikkelen. Een blaartje links, een blaartje rechts en volgens mij begint het een beetje te schuren tussen mijn billen. Ik ben verbaasd, daar heb ik nooit eerder echt last van gehad. Heb ik dan echt een zoveel dikkere reet gekregen? Maar goed, ik kan er nu toch niks aan doen dus gewoon doorlopen. Na een kilometer of vijf komen we bij ons favoriete geultje tussen twee weilanden. Links prikkeldraad, rechts schrikdraad, en het is weer een grote rivier van water en modder. Ik zie mensen voor mij wijdbeens lopen maar het is zo glad dat ik het niet aandurf. Bovendien zijn er stukken waar ik sowieso natte voeten ga krijgen, dus ik kan er net zo goed doorheen lopen. Het is maar een paar honderd meter maar het zijn langzame meters.

Uiteindelijk komen we toch aan het einde van de geul en kunnen we even later weer een stuk rennen. Als we een heuvel af rennen komen we eerst Ruud tegen en even later staat Maarten foto’s te maken van de lopers. We staan er weer fraai op als we door Maarten vriendelijk gemaand worden om door te lopen. ‘Het is nu voornamelijk naar beneden.’ Ja, ja, dat kennen we als we toch ook een paar pittige klimmetjes omhoog hebben. We redden het dan ook niet om voor het donker binnen te zijn voor de eerste ronde maar als we er bijna zijn komen we Fernando en Edwin tegen die net aan hun tweede ronde gaan beginnen. Wij hebben er dan 13,5 uur over gedaan, wat helemaal niet slecht is.

Eenmaal binnen kunnen we even zitten, krijgen we een bord pasta en is het tijd om uitrusting te wisselen. Ik trek lekker een schone broek en shirt aan en vooral ook droge schone sokken en schoenen. Ik weet dat ik op de terugweg weer door de nattigheid moet maar voor nu is het wel heel even fijn om alles droog te hebben. Ik moet ook even goed nadenken over eten en drinken en ik besluit om mijn stokken vanaf nu te gaan gebruiken. Tijdens het eten horen we dat Cees besloten heeft om uit te stappen. Balen maar hij voelt zich niet fit. Na ongeveer een uurtje zijn we er klaar voor en als Frank eindelijk is uitgeluld beginnen we aan ons tweede rondje, waarbij Frank aangeeft dat hij behoudend wil lopen. 

Behoudend lopen wil zeggen snel hiken. Ik kan hem wandelend niet bijhouden dus ik doe af en aan dribbelen, loop soms voor en soms achter. We zijn de tweede nacht in gegaan maar omdat het pas een uur of acht is voelt het alsof de tijd heel langzaam gaat. Het duurt dan ook een eeuwigheid voordat we weer bij het geultje tussen de weilanden zijn. Opnieuw moet ik afscheid nemen van mijn droge voeten maar we gaan er sneller door dan op de heenweg. Sowieso is omhoog makkelijker dan omlaag, het is donker waardoor je minder referentiekader hebt van hoe ver je nog moet én ik heb nu mijn stokken bij me. Het water en de modder is echter nog steeds even nat en koud.

Het lopen in het donker maakt de beleving heel anders. Je bent veel meer geconcentreerd op het lopen dan op de omgeving of de kilometers waardoor je je minder bewust bent van afstand. De heuvels zijn makkelijker met stokken, daarentegen heb ik steeds meer last van mijn voeten en gaat op een gegeven moment de vermoeidheid ook meespelen. De nacht is echter wel helder en we zien zowaar een vallende ster als we over een akkerpad lopen. Ik doe een wens en ik weet dat Frank hem ook doet.

We komen zowaar weer bij CP 3 of in dit geval 5 waar we opnieuw broodjes met knakworst krijgen. Ook nu had ik er twee op een broodje gewild maar mijn brein is niet zo helder meer en ik vergeet het te vragen. We zitten nu rond de 100 km en het is net twaalf uur ‘s nachts geweest dus technisch gezien is het nu zondag. Toch even noteren voor de duivelse uitdaging, waar je maar één afstand per dag mag rekenen. Als we ons ding weer gedaan hebben, eten, drinken, plassen en even zitten, gaan we op naar de 120 km, Frank zijn point of no return.

Ik ben lekker aan het aftellen. Veel mensen hebben psychologisch moeite met het starten van die tweede ronde. Ik vind het juist fijn want vanaf dat moment weet ik dat elke kilometer die ik dan gelopen heb, ik niet meer hoef te lopen. Gewoon me, myself and I. En Frank natuurlijk. Hij stekkert lekker door maar geeft wel aan dat het heuvel op soms te snel gaat. Voor mij is omhoog juist makkelijker lopen omdat ik dan minder last van mijn voeten heb. Omlaag drukt mijn volle gewicht op elk van mijn blaren. Met als gevolg dat ik ze her en der voel ‘klappen’ met de nodige steken en pijnscheuten als gevolg. Helemaal als we weer bij Pecrot komen en opnieuw het moeras moeten induiken. Toch lijkt het wel sneller te gaan dan op de heenweg. Misschien omdat ik er in het donker minder mee bezig ben, we op weg zijn naar de CP en ik weet dat ik daarna droge voeten kan houden.

Toch is de CP verder dan ik dacht als we door de modder heen zijn. De snelle jongens van de 80 km halen ons in en geeft een goed referentiekader waar we staan ten opzichte van vorig jaar. Ongeveer op dezelfde plek namelijk. Uiteindelijk komen we dan toch na een eeuwigheid aan op de CP met de belangrijkste vraag van allemaal. Hoe voelt Frank zich? Frank voelt zich prima en we pakken voor de laatste keer onze dropbag. Ik trek droge sokken aan en eet een bak noedels, want ik vind de wraps nog steeds niet lekker. De noedels glijden bovendien makkelijk naar binnen en zijn voedzaam. Sandy heeft voor ons een Rotterdams tasje met ‘Het zit d’rop’! er in, die eigenlijk voor de finish is maar omdat ze niet weet of ze ons daar gaat zien krijgen we hem nu al. Het is een goede motivator en het bewijst opnieuw hoe lief de vrijwilligers zijn.

We maken ons op voor de laatste marathon. We hebben tussendoor nog één CP en beginnen nu aan het langste deel in kilometers. 23,8 km tot de volgende CP en dan is het daarna nog ‘maar’ 19 km. Een deel waar we de zon op zullen zien komen en wat grotendeels vlak is vanaf nu. De volgende CP waar ons tosti’s wacht. We zetten ons in beweging en het is druk op de route. Vooral veel mensen van de 50 mijl die ons passeren maar ook wandelaars en een enkele 100 mijler die ons toch passeert. Ik heb het zwaar. Ik ben moe en wil heel graag slapen maar ik wil ook doorlopen dus ik eet een dextro en wordt weer wakker.

Zo’n 18 km voor de laatste CP (die achteraf overigens op nog ruim 20 km blijkt te staan omdat ik me vergist heb, ach ja, ik ben ook niet zo helder meer op dat moment) loop ik achter Frank een helling op en zie ik hem instorten. Het zal toch niet gebeuren? Ik ga naast hem lopen en vraag wat er is. Slaapgebrek. Ik vis een dextro uit mijn vest en stop die in zijn mond om wakker te worden maar het helpt niet. Und jetzt? Mijn nagels liggen er af, wat zeg ik, mijn tenen liggen er af, mijn poten doen zeer in de tiende graad, mijn reet ligt open geschuurd, de sluiting van mijn BH staat permanent in mijn rug gestanst, en ik loop zelf al een half uur te slaapwandelen maar een dextro er in en gaan met die banaan. Alles om Frank naar die 162 km te brengen. En wat zegt meneer? ‘Ik wil even op een bankje liggen en slapen want ik ben zo moe!’ Tja, slapen doe je maar op de CP, over 18 km. ‘Maar dat is nog zo ver weg…’ Duh, me dunkt. En als je hier op een bankje gaat liggen komt hij ook niet dichterbij.

Eerlijk is eerlijk, hij stapt dapper door tot we daadwerkelijk een bankje tegenkomen. Hij gaat nu echt even zitten en doet een minuut zijn ogen dicht. Ik sta er naast en bedenk hoe ik hem weer in beweging ga krijgen. Het is niet nodig, met slechts wat woorden over tijdslimieten staat hij toch maar weer op en gaat weer lopen. Dat noemen we karakter. Sterker nog, hij stapt weer lekker stevig door en ik kan hem niet meer bijhouden. Hij krijgt mijn laatste knijpfruitje omdat hij een beetje trek heeft en zeg dat hij maar door moet lopen tot de CP. Dan kan hij daar even slapen, ik kom er wel achteraan.

Terwijl we doorstekkeren scheidt mijn lamp er mee uit. Die heeft het net niet gered. Ik baal want ik wil geen tijd verliezen om de reservebatterij, die ik dit keer wél bij me heb, uit mijn vest te vissen. Frank heeft de oplossing en geeft mij zijn kleine handlampje. De verwachting is toch dat het over een half uurtje gaat schemeren. We lopen nu het bos uit en gaan over wat we noemen de akkers. Traditioneel de plek waar zo’n beetje de zon opkomt. Dat heeft nog best lang geduurd want we zijn inmiddels ruim een uur verder. Frank is dan al een eindje vooruit en ik maak ondanks de sluierbewolking toch wat foto’s van de opkomende zon. Het blijft een bijzonder gezicht. Links boven de bomen de volle maan, rechts boven het veld de opkomende zon. 

Ik sjok nu verder, Frank is bijna uit het zicht. Aan het eind van de akkers komt de geul met de bomen en daarna het lange klinkerpad. Het is nog steeds druk, er zijn meer mensen aan het lopen, wandelaars, 100 mijlers en nog steeds ruim aanwezig de 50 mijlers. Een man vraagt me hoe ver nog naar de CP en ik geef aan ongeveer 1,5 km. Als ik op dat punt een pad door een weiland zie waar we doorheen moeten begin ik me af te vragen of het klopt. En al helemaal als na iedere nieuwe bocht weer een pad ligt met letterlijk in geen velden of wegen een CP te bekennen. Dan pas begin ik door te krijgen dat ik me verrekend heb. De CP staat niet op 142 km maar 144 km, de route is geen 162 km maar 163 km en mijn klokje loopt niet 11 km maar 12 km voor. Al met al is de CP dus 4 km verder dan ik dacht, bijna een uur langer lopen.

Maar uiteindelijk is hij dan toch daar. Frank zal wel denken en ik ben benieuwd of hij nou geslapen heeft. Als ik binnenkom zit meneer prinsheerlijk op een stoel aan de koffie. Hij heeft welgeteld drie minuten geslapen maar blijkbaar was dat genoeg. Ik ga aan de tosti’s en doe mijn ding. Omdat we sneller lopen dan ik had berekend, waarbij ik de worst case scenario aangehouden heb, hebben we marge voor de laatste 19 km en redden we het met 3 km per uur binnen de tijd. Met andere woorden, we hebben tijd maar niet ruim. Bovendien krijgt Frank iets streberigs als hij toch wel ruim binnen de tijd wil finishen. Nou, op pad dan maar weer.

In tegenstelling tot andere jaren is er dit jaar geen Meerdaltrail en ik mis bijna de startboog, de drukte van de lopers, de muziek en de bedrijvigheid. Als ik maar niet zo moe was. Opnieuw ben ik aan het slaapwandelen en ik loop met één oog dicht en één oog open door het bos te sjokken. Toch ben ik nog wakker genoeg om te schelden op de paden waar nog steeds modder te vinden is, alhoewel het in theorie mogelijk is om deze zo te lopen dat je voeten droog blijven. Het kost wat moeite maar het lukt aardig. Het lukt zelfs bij tijd en wijlen om nog wat te dribbelen als ik de pijn in mijn voeten kan negeren. Bij voorkeur als het vals plat omlaag gaat. Frank dribbelt dan dapper achter me aan en stiekem heb ik zelfs het idee dat hij misschien nog wel sneller kan. Het is duidelijk dat hij vastberaden is.

Tergend langzaam trekken de kilometers voorbij maar dat doen ze dan ook wel, voorbij trekken. Zo is het op een gegeven moment dan écht nog minder dan 10 km en ik pas mijn tactiek van vorig jaar toe. Ik tel per 3 km en dus per uur. In feite lopen we 4 km per uur dus we gaan het sowieso halen. En ja, dan zijn we bij de manege en is het nog maar… Tja, hoeveel eigenlijk? Volgens mijn berekening is het nog maar 1,5 km, volgens de vrijwilligers die er staan nog 2,8 km. De waarheid ligt ergens in het midden, vooruit iets meer tegen de 2,8 km dan de 1,5 km, maar dat kan er ook nog wel bij. Nog één keer afdalen en dan langs het water terug naar de slagboom. En nog één keer door de modder. Precies genoeg voor Frank om nog een uitglijder te maken en boven op zijn stok te vallen die al dat geweld niet aan kan en doormidden breekt. Gelukkig is het zijn stok maar. Bij de slagboom nog even de weg over en dan naar binnen, over de rode loper de laatste triomfantelijke meters naar het podium. Daar wacht ons Maarten die ons de medaille uitrijkt en foto’s maakt. We made it en vooral Frank made it! Kunnen we deze eindelijk afstrepen. Ik strompel het podium weer af, we pakken onze tassen en Frank gaat aan het welverdiende bier. Mijn slippers liggen nog in de auto of het hotel dus ik hou mijn schoenen nog maar even aan. Door de modder krijg ik de rits van mijn regenbroek niet los dus die hou ik noodgedwongen ook maar aan. We eten een beetje BBQ en kletsen met Sandy die toch bij de finish is. De meeste mensen zijn echter al weg en uiteindelijk wil ik ook wel naar het hotel, lekker douchen en schone droge kleren aan. En misschien proberen iets aan mijn voeten te doen. In het hotel doen we exact dat, slapen een uurtje en eten ‘s avonds een hamburger bij de Burger King voordat we definitief gaan slapen. Het zit er weer op, we hebben het gedaan en kunnen nu gaan herstellen en plannen gaan maken voor de feestdagen, mijn nieuwe baan en nieuwe uitdagingen in 2025. 

De Bello Gallico. Drie keer scheepsrecht, Frank heeft de 100 mijl op zijn naam staan, ik heb een hattrick en ik ben er nu wel klaar mee. Volgend jaar niet meer, dan doen we iets anders.

Alhoewel… volgend jaar is het geen 50 en 100 mijl meer maar hebben ze een 100 km en een 200 km. Misschien dan toch de 100 km doen, voor de gezelligheid?

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *